Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep ingesteld op 25 augustus 2005 - AstraZeneca AB en AstraZeneca plc / Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-321/05)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij(en): AstraZeneca AB (Sodertalje, Zweden) en AstraZeneca plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) [vertegenwoordigers: M. Brealy, QC, M. Hoskins, barrister, en F. Murphy, solicitor ]

Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeksters

De beschikking van de Europese Commissie van 15 juli 2005 in een procedure op grond van artikel 82 van het EG-Verdrag en artikel 54 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/A.37.507/F3 - Astra Zeneca) nietig te verklaren;

De Commissie te verwijzen in verzoeksters' kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie beide verzoeksters een geldboete opgelegd van 46 000 000 EUR en de eerste verzoekster voorts een geldboete van 14 000 000 EUR, wegens inbreuken op artikel 82 EG en artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De Commissie stelde vast dat verzoeksters vanaf 1993 systematisch en opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken hebben gegeven aan octrooigemachtigden, nationale rechters en octrooibureaus, om aanvullende beschermingscertificaten te verkrijgen - waarvan zij wisten dat zij er geen recht op hadden - voor hun geoctrooieerde product "omeprazole", de werkzame stof in verzoeksters' geneesmiddel "Losec". Zij stelde voorts vast, dat verzoeksters in de jaren 1998 en 1999 een strategie volgden waarbij zij hun "Losec"-capsules selectief van de markt haalden, deze vervingen door "Losec"-tabletten en verzochten om uitschrijving van de vergunning voor het op de markt brengen van de capsules in Denemarken, Noorwegen en Zweden. De beschikking stelt dat beide inbreuken werden gepleegd met het oogmerk, de mededinging van de kant van generieke geneesmiddelen en parallelimporten op oneerlijke wijze te beperken.

Verzoeksters bestrijden de beschikking van de Commissie op meerdere punten. In de eerste plaats voeren zij aan, dat de Commissie ten onrechte enkel de markt van protonpomp-remmers, die worden gebruikt voor de behandeling van gastrointestinale, maagzuurgerelateerde aandoeningen, als relevante markt heeft aangemerkt, en histaminereceptor-blokkeerders van de relevante markt heeft uitgezonderd. Deze conclusie beïnvloedt tevens het oordeel van de Commissie inzake de machtspositie, aangezien de bestreden beschikking volgens verzoeksters niet ingaat op de vraag of verzoeksters nog steeds een machtspositie zouden hebben, wanneer histaminereceptor-blokkeerders wél tot de relevante markt zouden worden gerekend.

Voorts bestrijden verzoeksters zowel op juridische als op feitelijke gronden het oordeel van de Commissie dat sprake is van inbreuken. Aangaande de verkeerde voorstelling van zaken met betrekking tot octrooien, zijn verzoeksters van mening dat het geven van dergelijke misleidende voorstellingen bij verzoeken om intellectuele eigendomsrechten wettelijk niet kunnen leiden tot misbruik, tenzij en totdat de oneerlijk verkregen rechten geldend (kunnen) worden gemaakt. Zij zijn tevens van mening dat artikel 82 EG, indien juist uitgelegd, geen verplichting op hen legt om een vergunning voor het op de markt brengen voor een product dat zij niet meer op de markt brengen te handhaven, enkel omdat dit het voor handelaren in generieke geneesmiddelen en parallelhandelaren gemakkelijker zou maken ermee te concurreren.

Verzoeksters betwisten voorts de feitelijke vaststellingen van de Commissie met betrekking tot beide inbreuken. Zij betogen dat de Commissie geen bewijzen heeft aangevoerd waarmee het gestelde misbruik van intellectuele eigendomsrechten volgens de juiste juridische maatstaf zou kunnen worden aangetoond, en dat er bovendien geen strategie bestond voor een selectief overschakelen van "Losec"-capsules naar tabletten, of voor het selectief intrekken van vergunningen voor het op de markt brengen van de capsules.

____________