Language of document :

Beroep ingesteld op 15 september 2008 - Ellinika Nafpigeia / Commissie

(Zaak T-391/08)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Ellinika Nafpigeia (Skaramanga, Griekenland) (vertegenwoordigers: I. Drosos, K. Loukopoulos, A. Chiotellis, C. Panagoulea, P. Tzioumas, A. Balla, V. Voutsakis en X. Gkousta, dikigoroi)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig verklaren de bestreden beschikking van 2 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 16/2004 (ex NN 29/2004, CP 71/2002 en CP 133/2005) die Griekenland heeft getroffen ten gunste van Ellinika Nafpigeia A.E., wat betreft artikel 1, lid 2, de artikelen 2, 3, 5 en 6, artikel 8, lid 2, en de artikelen 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18 en 19;

de Commissie verwijzen in verzoeksters kosten in de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster (hierna: "ENAE") bestrijdt twaalf van de zestien opgelegde maatregelen van beschikking C(2008) 3118 def. van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 16/2004 (ex NN 29/2004, C 71/2002 en C 133/2005), en voert ter staving van haar vordering negen middelen tot nietigverklaring aan.

Met het eerste middel tot nietigverklaring betoogt verzoekster dat de Commissie artikel 298 EG niet heeft toegepast, ofschoon in de bestreden beschikking wordt erkend dat ENAE een militaire scheepswerf is.

Met het tweede middel tot nietigverklaring stelt verzoekster dat verweerster artikel 296 EG niet of op onjuiste wijze heeft toegepast.

Met het derde middel tot nietigverklaring brengt verzoekster naar voren dat de bestreden beschikking een kennelijke beoordelingsfout bevat, dan wel onvoldoende met redenen is omkleed, waar zij ervan uitgaat dat de kredietwaardigheid van ENAE vanaf het jaar 1997 tot juni 1999 verminderd en sindsdien onbestaande was. Meer bepaald heeft de bestreden beschikking a) de kredietwaardigheid van ENAE niet beoordeeld in verband met haar bijzondere karakter als militair industrieel bedrijf, b) ten onrechte de economische omvang van ENAE betwist, maar ook de zeker aanvaardbare garanties die zij kon bieden met het oog op de financiering door om het even welke particuliere bank, c) ten onrechte over het hoofd gezien en onjuist beoordeeld, het belang van ETVA, als meerderheidsaandeelhouder van ENAE, bij de waarde en het rendement van haar ondernemingsparticipatie.

Met het vierde middel tot nietigverklaring, betreffende het oneigenlijke gebruik van de steun in de vorm van een schuldkwijtschelding ten bedrage van 160 miljoen EUR, betoogt verzoekster dat goedkeuringsbeschikking C 10/1994 geen voorwaarden heeft gesteld en niet onjuist is toegepast, of althans, subsidiair, dat het bovenstaande bedrag niet in zijn geheel aan ENAE is toegekend en dat niet-toegekende bedragen dus niet kunnen worden teruggevorderd. Bovendien is verzoekster van mening dat artikel 296 EG moet worden toegepast, zowel bij het beoordelen van het eventuele bestaan van steun als bij het berekenen van mogelijk terug te vorderen winst. Ten slotte is volgens verzoekster de terugvordering van de steun in strijd met de beginselen van evenredigheid, rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen van de steunontvanger.

Met het vijfde middel tot nietigverklaring, betreffende het oneigenlijke gebruik van de steun voor de sluiting van installaties ten bedrage van 29,5 miljoen EUR die in 2002 was goedgekeurd, wegens gestelde miskenning van de compenserende voorwaarde inzake de beperking van de productiecapaciteit van verzoekster, werpt deze laatste tegen dat goedkeuringsbeschikking N 513/2001 onjuist is toegepast.

Met het zesde en het zevende middel tot nietigverklaring, betreffende het oneigenlijke gebruik van de investeringssteun ten bedrage van 22,9 miljoen EUR en de zogenaamd onwettige deelneming van de Elliniki Trapeza Viomichanikis Anaptyxis (Griekse bank voor industriële ontwikkeling; hierna: "ETVA") aan de verhogingen van het aandelenkapitaal voor de verwezenlijking van die investering, betoogt verzoekster dat goedkeuringsbeschikking N 401/1997 onjuist is toegepast, dat artikel 87, lid 1, EG is geschonden - doordat de Commissie ten onrechte heeft aangenomen dat maatregel E 10 onwettige staatssteun vormt -, dat het vertrouwensbeginsel is geschonden en dat artikel 296 EG niet is toegepast.

Met het achtste middel tot nietigverklaring, betreffende de leningen en garanties die verzoekster in de relevante periode 1997-2001 heeft ontvangen, wordt - naast hetgeen reeds in het overeenkomstige derde middel tot nietigverklaring is gezegd over de onjuiste beoordeling van de kredietwaardigheid van verzoekster - het volgende naar voren gebracht: a) onjuiste toepassing van het criterium van de particuliere investeerder onder marktvoorwaarden, b) onjuiste toepassing van artikel 87, lid 2, EG, artikel 3 van verordening (EG) nr. 1540/19981 en artikel 4 van richtlijn 90/684/EEG2, c) schending van het evenredigheidsbeginsel en kennelijke beoordelingsfout met betrekking tot de kredietwaardigheid van ENAE na de volledige privatisering ervan in juni 2002, in verband met de berekening van de ingevolge de onderzochte maatregelen terug te vorderen bedragen, aangezien de bestreden beschikking de toe te passen referentierentevoet niet heeft verlaagd, en d) dwaling omtrent de feiten in verband met de leningen en garanties die ETVA aan verzoekster heeft verleend, aangezien de bestreden beschikking niet in aanmerking heeft genomen dat na de privatisering van de ETVA de onderzochte maatregelen geen element van staatssteun bevatten.

Met het negende middel tot nietigverklaring, inzake de onwettige financiering van de niet-militaire activiteit door de militaire activiteit van ENAE, beroept verzoekster zich op a) schending van de artikelen 296, 298 en 88, lid 1, EG, b) onjuiste toepassing van het criterium van de particuliere investeerder met betrekking tot militaire contracten en c) ontoereikende motivering en onjuiste beoordeling wat de vaststelling van de terug te vorderen bedragen betreft.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1540/98 van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (PB L 202, blz. 1).

2 - Richtlijn 90/684/EEG van de Raad van 21 december 1990 betreffende de steunverlening aan de scheepsbouw (PB L 380, blz. 27).