Language of document : ECLI:EU:C:2012:687

Zaak C‑286/12

Europese Commissie

tegen

Hongarije

„Niet-nakoming – Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78/EG – Artikelen 2 en 6, lid 1 – Nationale regeling die rechters, officieren van justitie en notarissen die leeftijd van 62 jaar hebben bereikt, verplicht hun ambt neer te leggen – Legitieme doelstellingen die verschil in behandeling ten opzichte van werknemers van jonger dan 62 rechtvaardigen – Evenredigheid van duur van overgangsperiode”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 6 november 2012

1.        Beroep wegens niet-nakoming – Voorwerp van geschil – Bepaling door met redenen omkleed advies – Termijn voor lidstaat – Arrest van rechterlijke instantie van die lidstaat waarbij bepalingen waarop beroep betrekking heeft, met terugwerkende kracht zijn nietig verklaard – Arrest dat dateert van na afloop van genoemde termijn – Beroep niet zonder voorwerp

(Art. 258 VWEU)

2.        Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd – Nationale regeling die voor sommige beroepsgroepen voorziet in verplichte pensioenleeftijd van 62 jaar – Doel om leeftijdsgrens waarbij ambt moet worden neergelegd, te uniformiseren – Doel om evenwichtigere leeftijdsstructuur in te voeren – Nationale maatregelen die niet geschikt of noodzakelijk zijn voor die doelstellingen – Geen rechtvaardiging

(Richtlijn 2000/78 van de Raad, art. 2 en 6, lid 1)

3.        Sociale politiek – Gelijke behandeling in arbeid en beroep – Richtlijn 2000/78 – Verbod van discriminatie op grond van leeftijd – Nationale regeling die voor sommige beroepsgroepen voorziet in verplichte pensioenleeftijd van 62 jaar – Geen precisering van doel van deze regeling – Geen gevolg voor rechtvaardiging van deze maatregel

(Richtlijn 2000/78 van de Raad)

1.        Een beroep wegens niet-nakoming kan niet worden geacht geen voorwerp te hebben wanneer de nationale bepalingen die volgens de Commissie aan de niet-nakoming ten grondslag liggen, na afloop van de termijn die de Commissie de lidstaat heeft gesteld om aan het met redenen omklede advies te kunnen voldoen, met terugwerkende kracht door een rechterlijke beslissing worden nietig verklaard.

De datum waarvan het Hof moet uitgaan om het bestaan van de verweten niet-nakoming te beoordelen, is immers het einde van genoemde termijn. Dat de uitspraak houdende nietigverklaring terugwerkende kracht heeft, kan het voorwerp van het beroep niet doen verdwijnen, wanneer de nietigverklaring voortkomt uit een gebeurtenis die na deze datum heeft plaatsgevonden en om die reden dus niet in aanmerking kan worden genomen.

(cf. punten 43, 45)

2.        Een lidstaat die een nationale regeling vaststelt die rechters, officieren van justitie en notarissen die de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt, verplicht hun ambt neer te leggen, en aldus leidt tot een ongerechtvaardigd verschil in behandeling op grond van leeftijd, voldoet niet aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 2 en 6, lid 1, van richtlijn 2000/78 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

Met een dergelijke regeling wordt immers een verschil in behandeling ingevoerd tussen degenen die deze beroepen uitoefenen en de leeftijd van 62 jaar hebben bereikt en degenen die diezelfde beroepen op jongere leeftijd uitoefenen, aangezien bij de eersten hun ambt van rechtswege eindigt op grond van hun leeftijd.

Dergelijke discriminatie is voorts ongerechtvaardigd omdat een dergelijke regeling geen geschikt en noodzakelijk middel is om de daarmee nagestreefde legitieme doelstellingen te bereiken.

De daarmee nagestreefde doelstelling van het eenvormig maken, in het kader van de beroepen die onder de openbare dienst vallen, van de maximumleeftijd waarop de werkzaamheden moeten worden beëindigd, kan immers een legitieme doelstelling vormen. Bepalingen als die in geding, waarmee de leeftijd waarop het ambt moet worden neergelegd, abrupt en aanzienlijk wordt verlaagd, zonder te voorzien in overgangsmaatregelen ter bescherming van het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen, zijn echter niet noodzakelijk ter bereiking van die doelstelling.

Ook de door een dergelijke regeling nagestreefde doelstelling van het invoeren van een meer evenwichtige leeftijdsstructuur die de toegang van jonge juristen tot het beroep van rechter, officier van justitie of notaris vergemakkelijkt, kan een legitiem doel van het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid vormen. Bepalingen als die in geding, die ogenschijnlijk positieve effecten hebben op de korte termijn, maar die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid om tot een werkelijk evenwichtige „leeftijdsstructuur” te komen op de middellange en de lange termijn, zijn echter niet geschikt ter bereiking van die doelstelling.

(cf. punten 50, 61, 62, 64, 68, 75, 77, 79 en dictum)

3.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 57, 58)