Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 november 2010 door Stichting Al-Aqsa tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 9 september 2010 in zaak T-348/07, Al-Aqsa tegen Raad van de Europese Unie

(Zaak C-539/10 P)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: Stichting Al-Aqsa (vertegenwoordigers: A.M. van Eik en M.J.G. Uiterwaal, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Koninkrijk der Nederlanden, Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante wendt zich tot het Hof van Justitie met het verzoek:

het op 9 september 2010 door het Gerecht in zaak T-348/07 gewezen arrest te vernietigen voor zover tegen de rechtsoverwegingen van dit arrest middelen en argumenten zijn gericht namens rekwirante en, opnieuw rechtdoende, het in eerste aanleg gevorderde toe te wijzen met verbetering van de gronden waarop het bestreden arrest berust;

de Raad van de Europese Unie te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

1.    Het Gerecht heeft in zijn arrest van 9 september 2010 (in zaak T-348/07) overwogen dat aangezien de Sanctieregeling [Sanctieregeling terrorisme 2003], die de grondslag vormde voor de plaatsing van rekwirante op de lijst, was ingetrokken ook een vonnis van de voorzieningenrechter niet voldoende basis biedt voor handhaving van rekwirante op de lijst. Rekwirante (hierna ook: "Al-Aqsa") kan zich in deze overwegingen van het Gerecht vinden.

2.    Het Gerecht heeft echter in zijn arrest rechtsoverwegingen opgenomen, waarmee beroepsgronden Al-Aqsa ongegrond zijn verklaard. Zo heeft het Gerecht overwogen dat de Sanctieregeling in samenhang met het vonnis van de voorzieningenrechter kan worden aangemerkt als een beslissing van een bevoegde nationale instantie die voldoet aan de definitie van artikel 1, lid 4, van het GS [gemeenschappelijk standpunt 2001/931]. Voorts heeft het Gerecht overwogen dat ten aanzien van Al-Aqsa "wetenschap" kan worden vastgesteld in de betekenis van artikel 1, lid 3, sub k, van het GS en zoals vereist door artikel 1, lid 4, van verordening nr. 2580/20011.

3.    Rekwirante kan zich met deze overwegingen niet verenigen en komt hiertegen in de hogere voorziening op. Voorafgaand aan haar middelen gaat zij daarbij in op de ontvankelijkheid van de hogere voorziening.

4.    De middelen die rekwirante aanvoert, zijn als volgt samen te vatten. Allereerst heeft het Gerecht zijn toetsingsbevoegdheden overschreden door zelf te bepalen welk bewijselement als een beslissing in de zin van artikel 1, lid 4, van het GS moet worden aangemerkt (grief 1).

5.    Voorts heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat de Sanctieregeling al dan niet tezamen met het vonnis van de voorzieningenrechter kan worden beschouwd als een beslissing in de zin van artikel 1, lid 4, van het GS (grief 2).

6.    Het Gerecht heeft tenslotte zijn bevoegdheden overschreden door het vonnis zelf te interpreteren, althans heeft bij de uitleg van het vonnis een kennelijke beoordelingsfout gemaakt (grief 3).

7.    Al-Aqsa heeft geconcludeerd dat haar inleidende beroepschrift gegrond dient te worden verklaard en de bestreden besluiten dienen te worden vernietigd met verbetering van de gronden waarop het bestreden arrest berust.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344, blz. 70).