Language of document :

Beroep ingesteld op 20 december 2016 – Europese Commissie / Raad van de Europese Unie

(Zaak C-659/16)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouquet, E. Paasivirta en Ch. Hermes, gemachtigden)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

gedeeltelijke nietigverklaring van het besluit van de Raad van 10 oktober 2016 dat is vastgesteld bij Nota I/A-punt, betreffende de vaststelling van het Uniestandpunt voor de 35e jaarlijkse vergadering van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) (Hobart, Australië, 17-28 oktober 2016), voor zover het de instelling van drie beschermde mariene zones en van speciale gebieden voor wetenschappelijk onderzoek (documenten 12523/16 en 12445/16) betreft;

verwijzing van de Raad van de Europese Unie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie verzoekt het Hof om nietigverklaring van het besluit van de Raad van 10 oktober 2016, voor zover de Raad heeft bepaald dat de voorstellen aan de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren met betrekking tot de instelling van drie beschermde mariene zones, in de Weddellzee, de Rosszee en Oost-Antarctica, en van een stelsel van speciale gebieden voor wetenschappelijk onderzoek moeten worden voorgelegd of gesteund namens de Unie en de lidstaten, in plaats van enkel namens de Unie.

De Commissie betoogt dat het bestreden besluit, voor zover daarin wordt aangenomen dat de bevoegdheid ter zake een gedeelde bevoegdheid is en de discussienota dus bij consensus moet worden vastgesteld en moet worden voorgelegd namens de Unie en de lidstaten, onrechtmatig is, aangezien de Commissie dit document aldus niet namens de Unie alleen kan voorleggen, in strijd met de exclusieve bevoegdheid van de Unie ter zake (en de prerogatieven van de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen).

Ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring van het bestreden besluit voert de Commissie twee middelen aan.

In de eerste plaats stelt de Commissie dat de Raad, door de bestreden handeling vast te stellen, de exclusieve bevoegdheid van de Unie voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, zoals vermeld in artikel 3, lid 1, onder d), VWEU, heeft geschonden (eerste middel). Ten eerste is de Commissie van mening dat de Raad geen rekening heeft gehouden met de juridische context van de maatregel waarop de bestreden handeling betrekking heeft, zowel wat betreft het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren als wat betreft het Unierecht. Ten tweede stelt de Commissie dat de Raad voorbij is gegaan aan het doel en de inhoud van die maatregel.

In de tweede plaats stelt de Commissie (subsidiair) dat zelfs als de maatregel niet kan worden beschouwd als een maatregel tot instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in de zin van artikel 3, lid 1, onder d), VWEU, de Raad hoe dan ook de exclusieve bevoegdheid van de Unie heeft geschonden door de vaststelling van het bestreden besluit, aangezien de Unie ter zake over een exclusieve externe bevoegdheid beschikt daar de voorgenomen maatregel Unieregels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen in de zin van artikel 3, lid 2, VWEU (tweede middel). Ten eerste betoogt de Commissie dat de Raad niet heeft onderkend dat de voorgenomen maatregel twee verordeningen van afgeleid recht [verordeningen (EG) nr. 600/2004 en (EG) nr. 601/2004] kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen. Ten tweede is de Commissie van mening dat de Raad geen rekening heeft gehouden met de invloed op of wijziging van het kaderstandpunt van de Unie van juni 2014.

____________