Language of document :

Beroep ingesteld op 13 februari 2009 - Saint-Gobain Glass France e.a. / Commissie

(Zaak T-56/09)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Saint-Gobain Glass France SA (Courbevoie, Frankrijk), Saint-Gobain Sekurit Deutschland GmbH & Co. KG (Aken, Duitsland), Saint-Gobain Sekurit France SAS (Thourotte, Frankrijk) (vertegenwoordigers: B. van de Walle de Ghelcke, B. Meyring, M. Guillaumond en E. Venot, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies1

nietig verklaren de gewijzigde versie van beschikking C(2008) 6815 def. van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 november 2008 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG in zaak COMP/39.125 - Automobielglas, zoals vastgesteld bij beschikking C(2009) 863 def. van 11 februari 2009, die verzoeksters officieel ter kennis is gebracht op 13 en 16 februari 2009, alsook de overwegingen ter motivering van het dispositief, voor zover de gewijzigde versie van deze beschikking tot verzoeksters is gericht, dan wel artikel 2 ervan;

subsidiair, de geldboete die verzoeksters is opgelegd bij artikel 2 van de gewijzigde versie van de beschikking, zoals vastgesteld bij beschikking C(2009) 863 def. van 11 februari 2009, die verzoeksters officieel ter kennis is gebracht op 13 en 16 februari 2009, verminderen tot een passend bedrag;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vorderen verzoeksters gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2008) 6815 def. van de Commissie van 12 november 2008 in zaak COMP/39.125- Automobielglas, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat een aantal ondernemingen, waaronder verzoeksters, inbreuk hebben gemaakt op artikel 81, lid 1, EG en artikel 53, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, door overeenkomsten voor de levering van autoruiten te verdelen en door hun prijsbeleid en leveringsstrategieën op de Europese markt van automobielglas te coördineren.

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters acht middelen aan, ontleend aan:

schending van het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie en van het recht op eerbiediging van het vermoeden van onschuld, op grond op de geldboete is opgelegd door een administratieve instantie die zowel onderzoeks- als strafbevoegdheid heeft, alsook onrechtmatigheid van verordening nr. 1/20032, voor zover deze verordening niet in het voornoemde recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie voorziet;

schending van het recht van verzoeksters om te worden gehoord, op grond op de Commissie bij de berekening van de geldboete is berekend overeenkomstig de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft geëerbiedigd3;

schending van artikel 253 EG, aangezien de bestreden beschikking niet rechtens genoegzaam is gemotiveerd, voor zover de Commissie niet concreet heeft uiteengezet op basis van welke verkopen zij de met de inbreuk verband houdende omzet heeft berekend;

schending van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 en van het beginsel van het persoonlijke karakter van straffen, alsook misbruik van bevoegdheid, op grond dat de bovengrens van 10 % enkel op de omzet van verzoeksters had moeten worden toegepast, met uitsluiting van de omzet van de Compagnie de Saint-Gobain;

schending van het verbod van terugwerkende kracht van straffen, daar de Commissie de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006 met terugwerkende kracht heeft toegepast, hetgeen tot een aanzienlijke en onvoorzienbare verhoging van het bedrag van de geldboeten heeft geleid, doordat de bestreden beschikking op voormelde richtsnoeren is gebaseerd ondanks het feit dat deze na de beëindiging van de inbreuk zijn vastgesteld;

schending van het evenredigheidsbeginsel, door een buitensporige, onevenredige en niet door de doelstelling van afschrikking gerechtvaardigde geldboete op te leggen;

schending van artikel 23 van verordening nr. 1/2003 en onjuiste motivering, daar de Commissie niet het recht heeft om zich op de twee in de bestreden beschikking als relevant beschouwde recidivegevallen te baseren, aangezien deze twee beschikkingen niet tot verzoeksters zijn gericht;

onjuiste rechtsopvatting en onjuiste beoordeling bij de toepassing van artikel 23, lid 2, sub a, en lid 3, van verordening nr. 1/2003, op grond dat de Commissie er bij de berekening van de geldboete geen rekening mee heeft gehouden dat verzoeksters de feiten niet betwisten.

____________

1 - Zoals gewijzigd nadat het beroep is ingesteld, wegens een rectificatie van de door de Commissie vastgestelde bestreden beschikking.

2 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).

3 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).