BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF
26 maart 2012 (*)
„Voeging”
In zaak C‑105/12,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 februari 2012, ingekomen bij het Hof op 29 februari 2012, in de procedure
Staat der Nederlanden
tegen
Essent NV,
Essent Nederland BV,
in zaak C‑106/12,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 februari 2012, ingekomen bij het Hof op 29 februari 2012, in de procedure
Staat der Nederlanden
tegen
Eneco Holding NV,
en in zaak C‑107/12,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 24 februari 2012, ingekomen bij het Hof op 29 februari 2012, in de procedure
Staat der Nederlanden
tegen
Delta NV,
geeft
DE PRESIDENT VAN HET HOF,
eerste advocaat-generaal J. Mazák gehoord,
de navolgende
Beschikking
1 De verzoeken om een prejudiciële beslissing hebben betrekking op de uitlegging van de artikelen 63 VWEU en 345 VWEU tegen de achtergrond van nationale regelgeving waarin een absoluut verbod is neergelegd om de beheerders van energiedistributienetwerken te privatiseren.
2 Aangezien bovenvermelde zaken naar hun onderwerp verknocht zijn, moeten zij overeenkomstig artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en het arrest.
De president van het Hof beschikt:
De zaken C‑105/12 tot en met C‑107/12 worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en het arrest.
Luxemburg, 26 maart 2012.
A. Calot Escobar | | V. Skouris |