Language of document : ECLI:EU:C:2014:215

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

3 april 2014 (*)

„Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Internationale bevoegdheid ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad – Handeling in lidstaat die bestaat in deelneming aan onrechtmatige handeling op grondgebied van andere lidstaat – Bepaling van plaats waar schadebrengende feit zich heeft voorgedaan”

In zaak C‑387/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) bij beslissing van 28 juni 2012, ingekomen bij het Hof op 15 augustus 2012, in de procedure

Hi Hotel HCF SARL

tegen

Uwe Spoering,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur), C. G. Fernlund, J. Malenovský en A. Prechal, rechters,

advocaat-generaal: N. Jääskinen,

griffier: A. Impellizzeri, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 5 september 2013,

gelet op de opmerkingen van:

–        Hi Hotel HCF SARL, vertegenwoordigd door H. Leis, Rechtsanwalt,

–        U. Spoering, vertegenwoordigd door P. Ruppert, Rechtsanwalt,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en F. Wannek als gemachtigden,

–        de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door A. Robinson als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door W. Bogensberger en M. Wilderspin als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Hi Hotel HCF SARL (hierna: „Hi Hotel”), gevestigd te Nice (Frankrijk), en U. Spoering, die in Keulen (Duitsland) woont, inzake een vordering tot staking van een inbreuk op het auteursrecht en schadevergoeding.

 Toepasselijke bepalingen

3        Volgens punt 2 van de considerans van verordening nr. 44/2001 heeft deze tot doel om in het belang van de goede werking van de interne markt „[b]epalingen [vast te stellen] die de eenvormigheid van de regels inzake jurisdictiegeschillen in burgerlijke en handelszaken mogelijk maken alsook de vereenvoudiging van de formaliteiten met het oog op een snelle en eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen van de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is”.

4        De punten 11, 12 en 15 van de considerans van deze verordening luiden:

„(11) De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.

(12)      Naast de woonplaats van de verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken.

[...]

(15)      Met het oog op een harmonische rechtsbedeling in de Gemeenschap moeten parallel lopende processen zoveel mogelijk worden beperkt en moet worden voorkomen dat in twee lidstaten onverenigbare beslissingen worden gegeven. [...]”

5        De regels inzake rechterlijke bevoegdheid zijn opgenomen in hoofdstuk II van verordening nr. 44/2001, „Bevoegdheid”.

6        Artikel 2 van die verordening, dat deel uitmaakt van afdeling 1 van hoofdstuk II, „Algemene bepalingen”, bepaalt in lid 1:

„Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.”

7        Artikel 3, lid 1, dat is opgenomen in dezelfde afdeling, luidt:

„Degenen die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, kunnen slechts voor het gerecht van een andere lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van dit hoofdstuk gegeven regels.”

8        Artikel 5 van verordening nr. 44/2001, dat is opgenomen in afdeling 2 van hoofdstuk II, „Bijzondere bevoegdheid”, bepaalt in punt 3:

„Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

[...]

3)      ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen”.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

9        Blijkens de verwijzingsbeslissing is Spoering een fotograaf die in februari 2003 in opdracht van Hi Hotel 25 dia’s heeft gemaakt van binnenaanzichten van verschillende ruimten van het hotel dat die laatste exploiteert in Nice. Spoering heeft Hi Hotel het recht verleend de foto’s te gebruiken in reclamebrochures en op haar website. De gebruiksrechten werden niet in een schriftelijke overeenkomst geregeld. Op de factuur van 2 500 EUR die Hi Hotel voor die foto’s heeft betaald, was vermeld: „include the rights – only for the hotel hi”.

10      In 2008 viel Spoerings oog in een boekhandel in Keulen op het fotoboek „Innenarchitektur weltweit” („Interieurarchitectuur in de wereld”), dat was uitgegeven door de te Berlijn (Duitsland) gevestigde uitgeverij Phaidon en waarin negen van zijn interieurfoto’s van het door Hi Hotel in Nice geëxploiteerde hotel waren gereproduceerd.

11      Spoering was van mening dat Hi Hotel zijn auteursrechten op de foto’s had geschonden door deze ter beschikking te stellen van een derde – in casu uitgeverij Phaidon – en heeft een vordering in rechte tegen Hi Hotel ingesteld in Keulen. Hij heeft onder meer verzocht om Hi Hotel te gelasten de in het vorige punt van dit arrest vermelde foto’s niet meer te (doen) reproduceren, te (doen) verspreiden of tentoon te (doen) stellen in Duitsland zonder zijn voorafgaande toestemming (vordering tot staking), en alle schade die hij door de handelingen van Hi Hotel heeft geleden en zal lijden te vergoeden.

12      Volgens de verwijzingsbeslissing heeft Hi Hotel verklaard dat uitgeverij Phaidon ook een vestiging heeft in Parijs (Frankrijk) en dat de directeur van Hi Hotel de betrokken foto’s ter beschikking van deze uitgeverij mocht stellen. Hi Hotel weet niet of deze uitgeverij de foto’s vervolgens aan haar Duitse zusteronderneming heeft doorgegeven.

13      De rechter in eerste aanleg heeft Spoerings vordering toegewezen. Het hoger beroep van Hi Hotel is verworpen. Het Bundesgerichtshof, waarbij het door Hi Hotel ingestelde beroep in „Revision” aanhangig is, vraagt zich af of de Duitse rechter internationaal bevoegd kan zijn op grond van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001.

14      De verwijzende rechter is in dat verband van oordeel dat gezien de in punt 12 van dit arrest weergegeven beweringen van Hi Hotel – die Spoering niet betwist – bij het onderzoek of de Duitse rechter internationaal bevoegd is op grond van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001, moet worden uitgegaan van de feitelijke bewering dat uitgeverij Phaidon Berlijn de betrokken foto’s in strijd met het auteursrecht in Duitsland heeft verspreid en dat Hi Hotel daaraan heeft bijgedragen door de foto’s ter beschikking te stellen van uitgeverij Phaidon Parijs.

15      In die omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Dient artikel 5, punt 3, van verordening [...] nr. 44/2001 aldus te worden uitgelegd dat het schadebrengende feit zich in een lidstaat (lidstaat A) heeft voorgedaan wanneer de onrechtmatige daad waarop de procedure betrekking heeft of waarop aanspraken worden gebaseerd, in een andere lidstaat (lidstaat B) is gesteld en bestaat in de deelneming aan de in eerstgenoemde lidstaat (lidstaat A) gepleegde onrechtmatige daad (basisdelict)?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

 Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

16      Volgens Hi Hotel is het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk, omdat het niet relevant is voor de uitkomst van het hoofdgeding. Tot op heden is immers nog steeds onzeker of de auteursrechten volledig aan Hi Hotel zijn overgedragen. Indien dat het geval is, kan geen sprake zijn van een inbreuk op die rechten.

17      Dienaangaande moet in herinnering worden gebracht dat volgens vaste rechtspraak van het Hof een vermoeden van relevantie rust op de vragen betreffende de uitlegging van het Unierecht, die de nationale rechter heeft gesteld binnen het onder zijn eigen verantwoordelijkheid geschetste wettelijke en feitelijke kader (arrest SOA Nazionale Costruttori, C‑327/12, EU:C:2013:827, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

18      Het Hof kan een verzoek van een nationale rechter slechts afwijzen wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het Unierecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, wanneer het vraagstuk van hypothetische aard is of het Hof niet beschikt over de gegevens, feitelijk en rechtens, die noodzakelijk zijn om een zinvol antwoord te geven op de gestelde vragen (arrest SOA Nazionale Costruttori, EU:C:2013:827, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

19      Dat is in casu niet het geval. Zoals duidelijk blijkt uit de verwijzingsbeslissing, is de uitlegging van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 noodzakelijk voor de beslechting van het hoofdgeding, aangezien Hi Hotel heeft aangevoerd dat de Duitse rechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het geschil en de verwijzende rechter verplicht is uitspraak te doen over deze exceptie alvorens hij ten gronde kan beslissen.

20      De verwijzende rechter mag voor de toepassing van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 uitgaan van verzoekers beweringen inzake de voorwaarden voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, zij het enkel om na te gaan of hij krachtens die bepaling bevoegd is.

21      De vraag of die beweringen gegrond zijn, behoort tot het onderzoek ten gronde van de zaak (zie arrest Pinckney, C‑170/12, EU:C:2013:635, punt 40). Hi Hotels bewering dat nog niet is vastgesteld hoe ver de overdracht van de auteursrechten aan haar strekt, betreft de grond van het hoofdgeding en heeft dus geen invloed op de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag van de verwijzende rechter.

22      Het verzoek om een prejudiciële beslissing is derhalve ontvankelijk.

 Ten gronde

23      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer sprake is van meerdere vermeende veroorzakers van beweerde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechter beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden, die rechter krachtens deze bepaling bevoegd kan zijn ten aanzien van een van die veroorzakers die niet heeft gehandeld in zijn rechtsgebied.

24      Om te beginnen zij eraan herinnerd dat de bepalingen van verordening nr. 44/2001 autonoom moeten worden uitgelegd aan de hand van het stelsel en de doelstellingen van deze verordening (arrest Melzer, C‑228/11, EU:C:2013:305, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25      Voorts regelt afdeling 2 van hoofdstuk II van de verordening een aantal bijzondere bevoegdheden, waaronder die van artikel 5, punt 3, maar slechts bij wijze van afwijking van het fundamentele beginsel van artikel 2, lid 1, van deze verordening, waarbij de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verweerder zijn woonplaats heeft, bevoegd worden verklaard (arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 23).

26      Aangezien de bevoegdheid van de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, een bijzondere bevoegdheidsregel vormt, moet er een strikte uitlegging aan worden gegeven, die niet verder gaat dan de door de verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen (arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 24).

27      Dat neemt niet weg dat de uitdrukking „plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen” in artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001, zowel doelt op de plaats waar de schade is ingetreden als op de plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat, zodat de verweerder naar keuze van de eiser voor de rechter van de ene dan wel van de andere plaats kan worden opgeroepen (arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

28      In dit verband is het vaste rechtspraak dat de bevoegdheidsregel van artikel 5, punt 3, van de verordening berust op het bestaan van een bijzonder nauw verband tussen de vordering en de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, op grond waarvan het om redenen verband houdend met een goede rechtsbedeling en nuttige procesinrichting gerechtvaardigd is dat deze rechter bevoegd is (arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

29      Aangezien de identificatie van een van de aanknopingsfactoren die in de in punt 27 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak zijn erkend, het mogelijk moet maken de rechter bevoegd te verklaren die objectief gezien het best in staat is om te beoordelen of de verwerende partij aansprakelijk kan worden gesteld, kan enkel de rechter van het rechtsgebied waar de relevante aanknopingsfactor zich bevindt, rechtsgeldig worden aangezocht (zie in die zin arresten Folien Fischer en Fofitec, C‑133/11, EU:C:2012:664, punt 52, en Melzer, EU:C:2013:305, punt 28).

30      Wat de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis betreft, zou, zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing, sprake zijn van meerdere veroorzakers van het beweerde schadebrengende feit. Hi Hotel, die als enige is aangesproken in het hoofdgeding, heeft gehandeld in Frankrijk, met andere woorden buiten het rechtsgebied van de rechter voor wie zij is opgeroepen.

31      Zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, kan in omstandigheden waarin slechts één van meerdere vermeende veroorzakers van beweerde schade is opgeroepen voor een rechter van het rechtsgebied waar hij niet heeft gehandeld, niet worden aangenomen dat de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan in het rechtsgebied van die rechter in de zin van artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 (zie arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 40).

32      Artikel 5, punt 3, van die verordening biedt dus niet de mogelijkheid om op basis van de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis rechterlijke bevoegdheid vast te stellen ten aanzien van een van de vermeende schadeveroorzakers die niet heeft gehandeld in het rechtsgebied van de aangezochte rechter (zie arrest Melzer, EU:C:2013:305, punt 41).

33      Anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest Melzer (EU:C:2013:305), betreft de vraag van de verwijzende rechter in het onderhavige geding echter niet enkel de uitlegging van artikel 5, punt 3, van de betrokken verordening om vast te stellen of de Duitse rechter bevoegd is op basis van de gebeurtenis die de beweerde schade heeft veroorzaakt.

34      Bijgevolg moet ook worden onderzocht of in omstandigheden zoals die van het hoofdgeding, waar de vermeende veroorzakers van de beweerde schade in verschillende lidstaten hebben gehandeld, krachtens artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 de rechter van een lidstaat op basis van de plaats waar de schade is ingetreden bevoegd kan zijn ten aanzien van een van de vermeende schadeveroorzakers, terwijl die niet heeft gehandeld in het rechtsgebied van de aangezochte rechter.

35      In dat verband zij opgemerkt dat de rechter bij wie een vordering tot vaststelling van schending van aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten aanhangig is gemaakt, bevoegd is om kennis te nemen van een vordering inzake onrechtmatige daad indien de lidstaat op het grondgebied waarvan die rechter zich bevindt de door de eiser ingeroepen vermogensrechten beschermt en de beweerde schade kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechter (zie arrest Pinckney, EU:C:2013:635, punt 43).

36      In het hoofdgeding voert Spoering aan dat een aantal aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten is geschonden, namelijk de rechten inzake reproductie, verspreiding en tentoonstelling van de betrokken foto’s. Die rechten worden in Duitsland beschermd overeenkomstig richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

37      In omstandigheden zoals die van het hoofdgeding vloeit het risico dat de schade intreedt, voort uit de mogelijkheid om een reproductie van het werk waarop de door verzoeker aangevoerde auteursrechten rusten, te kopen in een boekhandel in het rechtsgebied van de aangezochte rechter. Zoals blijkt uit de in punt 14 van het onderhavige arrest vermelde feitelijke vaststellingen, ligt de terbeschikkingstelling van de betrokken foto’s aan uitgeverij Phaidon Parijs aan de basis van de reproductie en distributie ervan en dus van het risico dat de beweerde schade intreedt.

38      Voor zover echter de door de lidstaat van de aangezochte rechter verleende bescherming enkel geldt voor het grondgebied van die lidstaat, mag de rechter die is aangezocht op basis van de plaats waar de schade is ingetreden, slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van die lidstaat (arrest Pinckney, EU:C:2013:635, punt 45).

39      De rechters van andere lidstaten blijven immers in beginsel, gelet op artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 en het territorialiteitsbeginsel, bevoegd om uitspraak te doen over schade die aan de aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten is veroorzaakt op het grondgebied van hun lidstaat, aangezien zij beter geplaatst zijn om te beoordelen of de aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten die door de betrokken lidstaat worden gewaarborgd, daadwerkelijk zijn geschonden en om de aard van de veroorzaakte schade vast te stellen (zie arrest Pinckney, EU:C:2013:635, punt 46).

40      Gelet op een en ander moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 5, punt 3, van verordening nr. 44/2001 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer sprake is van meerdere vermeende veroorzakers van beweerde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechter beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden, de rechter van een rechtsgebied waar de voor hem opgeroepen vermeende veroorzaker niet heeft gehandeld, krachtens deze bepaling niet bevoegd kan zijn op basis van de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis, maar wel op basis van de plaats waar de beweerde schade is ingetreden, als deze kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechter. In laatstbedoelde hypothese mag die rechter slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van zijn lidstaat.

 Kosten

41      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat wanneer sprake is van meerdere vermeende veroorzakers van beweerde schade aan in de lidstaat van de aangezochte rechter beschermde vermogensrechten die aan het auteursrecht zijn verbonden, de rechter van een rechtsgebied waar de voor hem opgeroepen vermeende veroorzaker niet heeft gehandeld, krachtens deze bepaling niet bevoegd kan zijn op basis van de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis, maar wel op basis van de plaats waar de beweerde schade is ingetreden, als deze kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechter. In laatstbedoelde hypothese mag die rechter slechts uitspraak doen over de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van zijn lidstaat.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.