Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 februari 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel - België) – Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers / Selver Saciri, Danijela Dordevic, Danjel Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Sanela Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Denis Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Diest

(Zaak C-79/13)1

(Richtlijn 2003/9/EG – Minimumnormen voor opvang van asielzoekers in lidstaten – Artikel 13, lid 1 – Termijnen voor toekenning van materiële opvangvoorzieningen – Artikel 13, lid 2 – Maatregelen inzake materiële opvangvoorzieningen – Waarborgen – Artikel 13, lid 5 – Vaststelling en toekenning van minimale opvangvoorzieningen voor asielzoekers – Omvang van toegekende uitkering – Artikel 14 – Nadere bepalingen betreffende materiële opvangvoorzieningen – Verzadiging van opvangnetwerk – Doorverwijzing naar nationale stelsels van sociale bescherming – Verstrekken van materiële opvangvoorzieningen in vorm van uitkering)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Arbeidshof te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers

Verwerende partijen: Selver Saciri, Danijela Dordevic, Danjel Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Sanela Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Denis Saciri vertegenwoordigd door Selver Saciri en Danijela Dordevic, Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Diest

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Arbeidshof te Brussel – Uitlegging van artikel 13, leden 1, 2 en 5, en artikel 14, leden 1, 3, 5 en 8, van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (PB L 31, blz. 18) – Toekenning van uitkeringen – Verplichtingen van de lidstaten – Verzadiging van de nationale opvangstructuren voor de huisvesting van asielzoekers

Dictum

Artikel 13, lid 5, van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat, wanneer een lidstaat ervoor heeft gekozen om de materiële opvangvoorzieningen te verstrekken in de vorm van een uitkering of van tegoedbonnen, die uitkering overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, lid 1, van die richtlijn moet worden verstrekt vanaf het moment van indiening van het asielverzoek en moet beantwoorden aan de in artikel 13, lid 2, van genoemde richtlijn vastgestelde minimumnormen. Die lidstaat moet ervoor zorgen dat het totale bedrag van de uitkeringen die de materiële opvangvoorzieningen dekken, volstaat om een menswaardige levensstandaard te bieden die voldoende is om de gezondheid te verzekeren en de asielzoekers bestaansmiddelen te waarborgen door hen in staat te stellen met name huisvesting te vinden, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de bescherming van het belang van personen met bijzondere behoeften in de zin van artikel 17 van die richtlijn. De lidstaten zijn niet verplicht de in artikel 14, leden 1, 3, 5 en 8, van richtlijn 2003/9 bedoelde materiële opvangvoorzieningen te verstrekken wanneer zij ervoor hebben gekozen die voorzieningen uitsluitend in de vorm van een uitkering te verstrekken. Het bedrag van die uitkering moet echter van dien aard zijn dat minderjarige kinderen met hun ouders kunnen worden gehuisvest, zodat de eenheid van het gezin van de asielzoekers kan worden bewaard.

Richtlijn 2003/9 moet aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzet dat de lidstaten, in geval van verzadiging van de opvangstructuren voor asielzoekers, laatstgenoemden doorverwijzen naar instellingen die onder het algemene stelsel van openbare hulpverlening vallen, mits dat stelsel waarborgt dat de in die richtlijn neergelegde minimumnormen ten aanzien van de asielzoekers worden geëerbiedigd.

____________

1 PB C 114 van 20.4.2013.