Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 4 september 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administratīvā apgabaltiesa - Letland) – Air Baltic Corporation AS / Valsts robežsardze

(Zaak C-575/12)1

[Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht – Verordening (EG) nr. 810/2009 – Artikelen 24, lid 1, en 34 – Eenvormig visum – Nietigverklaring of intrekking van een eenvormig visum – Geldigheid van een eenvormig visum dat is aangebracht op een nietig verklaard reisdocument – Verordening (EG) nr. 562/2006 – Artikelen 5, lid 1, en 13, lid 1 – Grenscontroles – Toegangsvoorwaarden – Nationale regeling die vereist dat een geldig visum in een geldig reisdocument is aangebracht]

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Administratīvā apgabaltiesa

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Air Baltic Corporation AS

Verwerende partij: Valsts robežsardze

Dictum

De artikelen 24, lid 1, en 34, van verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) moeten aldus worden uitgelegd dat de nietigverklaring van een reisdocument door een autoriteit van een derde land, niet van rechtswege leidt tot ongeldigheid van een in dat document aangebracht eenvormig visum.

Artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010, gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1, van die verordening, moet aldus worden uitgelegd dat het de toegang van onderdanen van derde landen tot het grondgebied van de lidstaten niet afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het bij de grenscontrole overgelegde geldige visum in een geldig reisdocument is aangebracht.

Artikel 5, lid 1, van verordening nr. 562/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 265/2010, gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1, van die verordening, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, die de toegang van onderdanen van derde landen tot het grondgebied van de betrokken lidstaat afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het overgelegde geldige visum bij de grenscontrole in een geldig reisdocument is aangebracht.

____________

1 PB C 38 van 9.2.2013.