Language of document : ECLI:EU:C:2014:2381

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

Y. BOT

van 18 november 2014 (1)

Zaak C‑147/13

Koninkrijk Spanje

tegen

Raad van de Europese Unie

„Beroep tot nietigverklaring – Uitvoering van een nauwere samenwerking – Instelling van eenheidsoctrooibescherming – Verordening (EU) nr. 1260/2012 – Toepasselijke vertaalregelingen – Discriminatieverbod – Delegatie van bevoegdheden aan organen buiten de Unie – Keuze van rechtsgrondslag – Misbruik van bevoegdheid – Beginsel van autonomie van het recht van de Unie”





1.        Met zijn beroep vordert het Koninkrijk Spanje nietigverklaring van verordening (EU) nr. 1260/2012 van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen.(2)

2.        De bestreden verordening is vastgesteld naar aanleiding van besluit 2011/167/EU van de Raad van 10 maart 2011 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van eenheidsoctrooibescherming.(3)

3.        Zij maakt deel uit van het „pakket eenheidsoctrooi”, samen met verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming(4) en de op 19 februari 2013 ondertekende overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht(5).

I –    Toepasselijke bepalingen

4.        Voor een uiteenzetting van de relevante bepalingen verwijs ik naar mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13), die thans aanhangig is voor het Hof.

A –    Internationaal recht

5.        Artikel 14 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, op 5 oktober 1973 ondertekend te München (Duitsland) en in werking getreden op 7 oktober 1977(6), met het opschrift „Talen van het Europees Octrooibureau, Europese octrooiaanvragen en andere stukken”, bepaalt:

„1.      De officiële talen van de het Europees Octrooibureau[(7)] zijn het Duits, het Engels en het Frans.

2.      Een Europese octrooiaanvrage dient te worden ingediend in een van de officiële talen of, indien zij in een andere taal wordt ingediend, vertaald te worden in een van de officiële talen in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Tijdens de gehele procedure voor het [EOB] kan deze vertaling in overeenstemming worden gebracht met de aanvrage zoals die is ingediend. Indien een vereiste vertaling niet tijdig is ingediend, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

3.      De officiële taal van het [EOB] waarin de Europese octrooiaanvrage is ingediend of waarin deze is vertaald, dient als procestaal te worden gebruikt in alle procedures voor het [EOB], tenzij het Uitvoeringsreglement anders bepaalt.

4.      Natuurlijke personen of rechtspersonen die hun woonplaats of hun zetel hebben in een Verdragsluitende Staat, die als officiële taal een andere taal heeft dan het Duits, het Engels of het Frans, en onderdanen van die Staat, die hun woonplaats in het buitenland hebben, kunnen stukken waarvan indiening aan een termijn is gebonden, in een officiële taal van die Staat indienen. Zij dienen echter een vertaling in een officiële taal van het [EOB] in te dienen in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Indien een stuk, dat geen deel uitmaakt van de tot de Europese octrooiaanvrage behorende stukken, niet is ingediend in de voorschreven taal of indien een vereiste vertaling niet tijdig is ingediend, wordt het stuk geacht niet te zijn ingediend.

5.      Europese octrooiaanvragen worden in de procestaal gepubliceerd.

6.      Europese octrooischriften[(8)] worden in de procestaal gepubliceerd en bevatten een vertaling van de conclusies[(9)] in de beide andere officiële talen van het [OEB].

[...]

8.      Inschrijvingen in het Europees Octrooiregister geschieden in de drie officiële talen van het [EOB]. In geval van twijfel geeft de inschrijving in de procestaal de doorslag.”

B –    Unierecht

6.        De punten 5 en 6 van de considerans van de bestreden verordening luiden als volgt:

„(5)      [De] vertaalregelingen moeten rechtszekerheid waarborgen en innovatie stimuleren en in het bijzonder ten goede komen aan kleine en middelgrote ondernemingen [hierna: ‚kmo’s’]. Ze moeten de toegang tot het Europees octrooi met eenheidswerking[(10)] en tot het octrooistelsel als geheel gemakkelijker, minder kostbaar en rechtszeker maken.

(6)      Aangezien het EOB verantwoordelijk is voor het verlenen van Europese octrooien, dienen de vertaalregelingen voor het [EOME] op de huidige procedure in het EOB te worden gebaseerd. Deze regelingen moeten wat procedurekosten en de beschikbaarheid van technische informatie betreft, het vereiste evenwicht nastreven tussen de belangen van de ondernemers enerzijds en het algemeen belang anderzijds.”

7.        Punt 15 van de considerans van de bestreden verordening luidt:

„Deze verordening doet geen afbreuk aan de regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Unie zoals vastgelegd overeenkomstig artikel 342 VWEU, en evenmin aan verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap[(11)]. Deze verordening is gebaseerd op de talenregeling van het EOB en mag niet worden geacht een specifieke talenregeling voor de Unie in het leven te roepen, en evenmin worden geacht een precedent te scheppen voor een beperkte talenregeling van welke toekomstige rechtshandeling van de Unie ook.”

8.        De artikelen 3 tot en met 7 van de bestreden verordening bepalen:

Artikel 3

Vertaalregelingen voor het [EOME]

1.      Onverminderd de artikelen 4 en 6 van deze verordening zijn er geen verdere vertalingen vereist wanneer het octrooischrift van een Europees octrooi dat eenheidswerking geniet overeenkomstig artikel 14, lid 6, EOV is gepubliceerd.

2.      Een verzoek om eenheidswerking zoals bedoeld in artikel 9 van verordening [...] nr. 1257/2012 wordt in de proceduretaal ingediend.

Artikel 4

Vertaling in geval van een geschil

1.      In geval van een geschil betreffende een vermeende inbreuk op een [EOME] verstrekt de octrooihouder op verzoek en naar keuze van de vermeende inbreukmaker een volledige vertaling van het [EOME] in een officiële taal van hetzij de deelnemende lidstaat [aan de nauwere samenwerking(12)] waar de vermeende inbreuk heeft plaatsgevonden, hetzij de lidstaat waar de vermeende inbreukmaker gevestigd is.

2.      In geval van een geschil betreffende een [EOME], verstrekt de octrooihouder in de loop van een gerechtelijke procedure op verzoek van het gerecht dat in de deelnemende lidstaten bevoegd is voor geschillen betreffende [EOME], een volledige vertaling van het octrooi in de proceduretaal van dat gerecht.

3.      De kosten van de in de leden 1 en 2 bedoelde vertalingen worden gedragen door de octrooihouder.

4.      In geval van een geschil betreffende een vordering tot schadevergoeding beoordeelt het gerecht dat het geschil behandelt, en neemt het in overweging of de vermeende inbreukmaker, voordat hem de in lid 1 bedoelde vertaling werd verstrekt, heeft gehandeld zonder te weten, of redelijkerwijze te kunnen weten, dat hij inbreuk op het [EOME] maakte, in het bijzonder wanneer de vermeende inbreukmaker een kmo, een natuurlijke persoon of een organisatie zonder winstoogmerk, een universiteit of een openbare onderzoeksorganisatie is.

Artikel 5

Beheer van een compensatieregeling

1.      Gezien het feit dat aanvragen van Europese octrooien in elke taal overeenkomstig artikel 14, lid 2, EOV mogen worden ingediend, belasten de deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 9 van verordening [...] nr. 1257/2012 en krachtens artikel 143 EOV het EOB met het beheer van een compensatieregeling voor de vergoeding van alle vertaalkosten tot een bepaald plafond van aanvragers die bij het EOB octrooiaanvragen indienen in een van de officiële talen van de Unie die geen officiële taal van het EOB is.

2.      De in lid 1 bedoelde compensatieregeling wordt gefinancierd door de in artikel 11 van verordening (EU) nr. 1257/2012 bedoelde taksen en is slechts beschikbaar voor kmo’s, natuurlijke personen, organisaties zonder winstoogmerk, universiteiten en openbare onderzoeksorganisaties die hun verblijfplaats of hoofdvestiging in een lidstaat hebben.

Artikel 6

Overgangsmaatregelen

1.      Tijdens een overgangsperiode die ingaat op de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, wordt een verzoek om eenheidswerking zoals bedoeld in artikel 9 van verordening [...] nr. 1257/2012, samen met het volgende ingediend:

a)      een volledige vertaling van het octrooischrift van het Europees octrooi in het Engels wanneer de proceduretaal Frans of Duits is, of

b)      een volledige vertaling van het octrooischrift van het Europees octrooi in een van de andere officiële talen van de Unie, wanneer de proceduretaal Engels is.

2.       Overeenkomstig artikel 9 van verordening [...] nr. 1257/2012 geven de deelnemende lidstaten krachtens artikel 143 EOV het EOB de taak de in lid 1 van dit artikel bedoelde vertalingen zo snel mogelijk te publiceren na de datum van indiening van een verzoek om eenheidswerking zoals bedoeld in artikel 9 van verordening [...] nr. 1257/2012. De tekst van deze vertalingen heeft geen rechtsgevolgen en dient uitsluitend voor informatiedoeleinden.

3.       Zes jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, en vervolgens om de twee jaar, wordt door een onafhankelijke commissie van deskundigen een objectieve evaluatie uitgevoerd van de beschikbaarheid van hoogwaardige machinevertalingen van octrooiaanvragen en octrooischriften in alle officiële talen van de Unie, zoals door het EOB ontwikkeld. Deze commissie van deskundigen wordt door de deelnemende lidstaten in het kader van de Europese Octrooiorganisatie opgericht en is samengesteld uit vertegenwoordigers van het EOB en van de niet-gouvernementele organisaties die gebruikers van het Europees octrooistelsel vertegenwoordigen en door de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie overeenkomstig artikel 30, lid 3, EOV als waarnemers worden uitgenodigd.

4.       Op basis van de eerste van de in lid 3 van dit artikel bedoelde evaluaties, en vervolgens om de twee jaar op basis van de volgende evaluaties, dient de Commissie een verslag in bij de Raad en doet zij, in voorkomend geval, voorstellen voor het beëindigen van de overgangsperiode.

5.      Indien de overgangsperiode niet op grond van een voorstel van de Commissie wordt beëindigd, verstrijkt deze 12 jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt.

Artikel 7

Inwerkingtreding

1.      Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.      Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014 of, indien dit later is, de datum van de inwerkingtreding van de [EOG]-Overeenkomst.”

II – Procesverloop voor het Hof en conclusies van partijen

9.        Bij een op 22 maart 2013 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Koninkrijk Spanje het onderhavige beroep ingesteld.

10.      Bij beschikking van de president van het Hof van 12 september 2013 zijn het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Europees Parlement en de Europese Commissie overeenkomstig artikel 131, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof toegelaten tot interventie aan de zijde van de Raad.

11.      Alle interveniënten, met uitzondering van het Groothertogdom Luxemburg, hebben schriftelijke opmerkingen gemaakt.

12.      Het Koninkrijk Spanje verzoekt het Hof:

–        de bestreden verordening nietig te verklaren;

–        subsidiair, de artikelen 4, 5, 6, lid 2, en 7, lid 2, van deze verordening nietig te verklaren, en

–        de Raad te verwijzen in de kosten.

13.      De Raad verzoekt het Hof:

–        het beroep te verwerpen, en

–        het Koninkrijk Spanje te verwijzen in de kosten.

III – Het beroep

14.      Het Koninkrijk Spanje voert tot staving van zijn beroep primair vijf middelen aan.

15.      Het eerste middel is ontleend aan schending van het beginsel van non-discriminatie op grond van taal. Het tweede middel betreft schending van de beginselen van het arrest Meroni/Hoge Autoriteit(13) wegens de delegatie van administratieve taken inzake het EOME aan het EOB. Het derde middel is ontleend aan het ontbreken van rechtsgrondslag, het vierde aan schending van het rechtszekerheidsbeginsel, en het vijfde middel tot slot, aan schending van de autonomie van het recht van de Unie.

16.      Subsidiair vordert het Koninkrijk Spanje de gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden verordening in de omvang als aangegeven in punt 12 van deze conclusie.

A –    Eerste middel: schending van het beginsel van non-discriminatie op grond van taal

1.      Argumenten van partijen

17.      Het Koninkrijk Spanje betoogt in wezen dat de Raad met de vaststelling van de bestreden verordening het in artikel 2 VEU neergelegde beginsel van non-discriminatie heeft geschonden door een taalregeling in te stellen voor het EOME die nadelig is voor personen wier taal een andere is dan een van de officiële talen van het EOB, te weten het Duits, het Engels en het Frans. Deze regeling creëert ongelijkheid tussen enerzijds de burgers en de ondernemingen van de Unie die beschikken over middelen om met een bepaalde mate van deskundigheid de in de bovengenoemde talen opgestelde documenten te begrijpen, en anderzijds degenen die hierover niet beschikken en op hun kosten vertalingen moeten laten maken. Elke inperking van het gebruik van de officiële talen van de Unie moet naar behoren zijn gerechtvaardigd met eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

18.       In de eerste plaats is de toegang tot de vertaling van documenten die rechten aan de gemeenschap van rechtssubjecten toekennen niet gewaarborgd. Het octrooischrift van een EOME wordt namelijk bekendgemaakt in de proceduretaal en bevat de vertaling van de conclusies in de twee andere officiële talen van het EOB zonder mogelijkheid van een andere vertaling, hetgeen discriminerend is en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De bestreden verordening bepaalt zelfs niet in welke taal het EOME wordt afgegeven, en evenmin of dit gegeven wordt bekendgemaakt. Het feit dat de wetgever van de Unie de talenregeling voor het EOME heeft gebaseerd op de regeling van het EOB, garandeert niet dat zij in overeenstemming is met het recht van de Unie. Anders dan de regeling voor het gemeenschapsmerk, creëert de bestreden verordening geen evenwicht tussen de belangen van ondernemingen en het algemeen belang.(14)

19.      In de tweede plaats is de betrokken regeling onevenredig en kan niet worden gerechtvaardigd door redenen van algemeen belang. Allereerst leidt het ontbreken van een vertaling van het octrooischrift, en vooral van de conclusies ervan, tot grote rechtsonzekerheid en mogelijk tot negatieve gevolgen voor de mededinging. Deze situatie bemoeilijkt namelijk in de eerste plaats de toegang tot de markt en heeft in de tweede plaats een negatieve invloed op de ondernemingen, die de vertaalkosten moeten dragen. Voorts is het EOME een intellectueel-eigendomsrecht dat van wezenlijk belang is voor de interne markt. Tot slot bevat de betrokken regeling geen overgangsbepalingen die een behoorlijke kennisneming van het octrooi garanderen. De ontwikkeling van machinevertalingen noch de verplichting een volledige vertaling over te leggen in geval van een geschil, vormen in dat opzicht toereikende maatregelen.

20.      Hieruit volgt dat de invoering van een uitzondering op het beginsel van gelijkheid van de officiële talen van de Unie had moeten worden gerechtvaardigd door andere dan de zuiver economische redenen vermeld in de punten 5 en 6 van de considerans van de bestreden verordening.

21.      De Raad antwoordt in de eerste plaats dat uit de Verdragen niet het beginsel kan worden afgeleid dat alle officiële talen van de Unie onder alle omstandigheden op gelijke voet dienen te worden behandeld, hetgeen overigens is bevestigd in de tweede alinea van artikel 118 VWEU, die geen nut zou hebben als er slechts een enkele taalregeling mogelijk zou zijn die alle officiële talen van de Unie omvat.

22.      In de tweede plaats kan in het huidige systeem iedere natuurlijke of rechtspersoon in elke willekeurige taal een Europees octrooi aanvragen, op voorwaarde dat hij binnen twee maanden een vertaling in een van de drie officiële talen van het EOB overlegt, die dan de proceduretaal wordt. De conclusies worden vervolgens in de twee andere officiële talen van het EOB gepubliceerd. Zo wordt een aanvraag alleen vertaald en gepubliceerd in het Spaans indien het octrooi is aangevraagd voor Spanje.

23.      In de derde plaats heeft het ontbreken van een publicatie in het Spaans slechts beperkte gevolgen, omdat de bestreden verordening voorziet in een compensatieregeling van de kosten; de octrooien in het algemeen worden beheerd door octrooigemachtigden, die andere talen van de Unie beheersen; de invloed op de toegang tot wetenschappelijke informatie in het Spaans beperkt is; slechts een klein deel van de Europese octrooiaanvragen wordt momenteel vertaald in het Spaans; de bestreden verordening voorziet in de ontwikkeling van een systeem van hoogwaardige machinevertalingen in alle officiële talen van de Unie, en artikel 4 van de bestreden verordening stelt een grens aan de eventuele aansprakelijkheid van kmo’s, natuurlijke personen, organisaties zonder winstoogmerk, universiteiten en openbare onderzoeksorganisaties.

24.      In de vierde plaats wordt met de beperking van het aantal talen dat in het kader van het EOME wordt gebruikt een legitieme doelstelling nagestreefd, die verband houdt met de redelijke kosten van het EOME.

25.      Interveniënten sluiten zich aan bij de argumenten van de Raad. Zij benadrukken dat het bijzonder moeilijk is geweest een evenwicht te vinden tussen de verschillende marktdeelnemers, aangezien de eerdere ontwerpen voor een eenheidsoctrooi zijn gestrand door de verschillende visies van de lidstaten op de talenregeling.

26.      De Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk voegen hieraan toe dat de instelling van een talenregeling op basis waarvan het octrooischrift of ten minste de conclusies hiervan in alle officiële talen van de Unie moet worden vertaald dermate kostbaar is, dat dit niet valt te overwegen. Ten eerste is gekozen voor de talenregeling van het EOME, omdat het Duits, het Frans en het Engels de officiële talen van het EOB zijn. Ten tweede wordt bijna 90 % van de aanvragen van Europese octrooien momenteel in deze talen ingediend, voordat het octrooischrift en de conclusies worden vertaald.

2.      Mijn beoordeling

27.      Het Koninkrijk Spanje betwist dat zijn betoog erop neerkomt dat het octrooi in alle officiële talen van de Unie moet worden vertaald. Dit kan evenwel worden betwijfeld bij het lezen van zijn conclusie in punt 25 van zijn repliek dat het EOME een zodanig eigendomsrecht is dat allen, en niet enkel degenen die de Duitse, de Engelse of de Franse taal beheersen, op toereikende wijze kennis moeten kunnen nemen van de relevante informatie, en dat het systeem bovendien geen tussenliggende oplossingen biedt die, naast de verlaging van de kosten, waarborgen dat het octrooi naar behoren bekend is bij eenieder tegen wie dit kan worden opgeworpen, zoals is vastgesteld voor de gemeenschapsmerken.

28.      Vooraf moet worden herinnerd aan de context van deze zaak.

a)      Context van de onderhavige zaak

29.      De onderhavige zaak speelt in het kader van de uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming.

30.      Sinds het Verdrag van Lissabon biedt artikel 118, tweede alinea, VWEU de Raad een passende rechtsgrondslag voor de vaststelling van „talenregelingen met betrekking tot de Europese titels”.

31.      Zoals de Raad en enkele interveniënten in hun memorie hebben benadrukt, blijkt uit de formulering van deze bepaling dat volgens het VWEU in enkele gevallen andere talenregelingen kunnen worden ingesteld, en bevestigt zij dat het aantal te gebruiken talen kan worden beperkt.(15)

32.      De wetgever heeft gelet op deze bepaling gekozen voor een talenregeling van het EOME die is gebaseerd op het stelsel van het EOB, een internationaal orgaan dat het Duits, het Engels en het Frans als officiële talen heeft.

33.      Het Hof heeft in zijn arrest Kik/BHIM(16) erkend dat het recht van de Unie geen beginsel van gelijkheid van de talen kent. Alle verwijzingen in de verdragen naar het gebruik van talen in de Unie kunnen niet worden beschouwd als de uitdrukking van een algemeen beginsel van het recht van de Unie dat elke burger kan eisen dat alles wat zijn belangen zou kunnen raken „onder alle omstandigheden” in zijn eigen taal wordt gesteld.(17)

34.      De soevereiniteit van de wetgever van de Unie kent echter grenzen, aangezien het Hof heeft aangegeven dat justitiabelen desondanks niet mogen worden gediscrimineerd op grond van hun taal.(18)

35.      Op dit punt zij opgemerkt dat de wetgever van de Unie in de bestreden verordening de toepasselijke vertaalregelingen heeft beperkt. Enkele van deze regelingen zijn slechts van toepassing tijdens een overgangsperiode, totdat een systeem van hoogwaardige machinevertalingen van octrooiaanvragen en octrooischriften beschikbaar is.(19)

36.      In het kader van zijn eerste middel stelt het Koninkrijk Spanje de keuze van de wetgever van de Unie om uit te gaan van het systeem van het EOB niet ter discussie. Het betoogt echter dat dit systeem discriminatoir is omdat het een verschillende behandeling invoert. Marktdeelnemers met een andere taal dan het Duits, het Engels of het Frans worden immers minder goed behandeld dan diegenen die deze talen beheersen, aangezien de eerstgenoemden geen toegang hebben tot vertalingen in hun eigen taal.

37.      Volgens deze lidstaat is de talenregeling van het EOME restrictief en niet gerechtvaardigd.

38.      Artikel 3, lid 1, van de bestreden verordening bepaalt dat „[o]nverminderd de artikelen 4 en 6 van deze verordening [...] geen verdere vertalingen vereist [zijn] wanneer het octrooischrift van een Europees octrooi dat eenheidswerking geniet overeenkomstig artikel 14, lid 6, EOV[(20)] is gepubliceerd”.

39.      Het lijdt geen twijfel dat personen die de officiële talen van het EOB niet spreken worden gediscrimineerd en dat de wetgever van de Unie hen aldus verschillend heeft behandeld.

40.      Ik moet mij nu dus buigen over de vraag of de doelstelling die de wetgever van de Unie heeft nagestreefd met de vaststelling van discriminatoire wetgeving, legitiem is en zo ja, of dit verschil in behandeling passend en evenredig is.(21)

b)      De doelstelling van de wetgever van de Unie

41.      Het systeem ter bescherming van het Europees octrooi wordt momenteel gekenmerkt door zeer hoge kosten.(22) Wanneer een dergelijk octrooi door het EOB wordt afgegeven, moet het namelijk worden bekrachtigd in elk van de lidstaten waarvoor bescherming wordt gezocht. Voor de bekrachtiging van dit octrooi op het grondgebied van een lidstaat, kan het nationale recht eisen dat het in de officiële taal van deze lidstaat wordt vertaald.(23)

42.      Belanghebbenden, met inbegrip van ondernemingen uit alle sectoren van de economie, brancheorganisaties, [kmo]-associaties, in octrooirecht gespecialiseerde juristen, publieke autoriteiten en onderzoekers hebben te kennen gegeven dat de hoge kosten van het Europees octrooi een hindernis vormden voor octrooibescherming in de Unie.(24)

43.      Gezien deze constatering en het feit dat de Unie de werking van de interne markt alsook het innovatie(25)-, groei- en concurrentievermogen van Europese ondernemingen wil bevorderen, is het optreden van de wetgever van de Unie op octrooigebied essentieel en noodzakelijk. De ingestelde regeling moet eenheidsoctrooibescherming waarborgen op het grondgebied van alle deelnemende lidstaten, waarbij, dankzij de talenregeling, te hoge kosten worden vermeden.

44.      De vertaalregelingen voor het EOME moeten dus eenvoudig en kosteneffectief zijn(26), de rechtszekerheid waarborgen, de innovatie stimuleren en in het bijzonder gunstig zijn voor het kmo.(27)

45.      Mijns inziens nadert de vergelijking die het Koninkrijk Spanje maakt met het gemeenschapsmerk, hier haar grenzen.

46.      Het gemeenschapsmerk en het Europees octrooi zijn inderdaad twee vormen van intellectuele-eigendomsrechten die zijn gecreëerd in het belang van marktdeelnemers en niet in het belang van alle burgers. Marktdeelnemers zijn niet verplicht hiervan gebruik te maken.(28)

47.      De eenheidsbescherming die zij verlenen, voorkomt dat dergelijke marktdeelnemers meerdere aanvragen tot nationale bekrachtiging moeten indienen en bespaart hen de daarmee gepaarde vertaalkosten.

48.      Daarentegen bestaan op het gebied van dergelijke kosten nu juist aanmerkelijke verschillen tussen het gemeenschapsmerk en het EOME, zoals wordt opgemerkt door het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk en het Parlement. In beide gevallen wordt namelijk niet hetzelfde vertaald. Bij het merk betreft het een standaard schema, terwijl het bij een octrooi gaat om een zeer technische beschrijving.(29)

49.      Het technisch gehalte van de twee intellectuele-eigendomsrechten verschilt dus intrinsiek. Een hoger technisch gehalte is echter onvermijdelijk van invloed op de kosten van de vertalingen, aangezien dit leidt tot grotere documenten, die moeilijker zijn te vertalen. Voor de conclusies(30) van in het algemeen twintig(31) tot zelfs 200 bladzijden(32) is in de meeste gevallen een gespecialiseerde vertaler nodig.

50.      Het moet dus worden geconstateerd dat de wetgever van de Unie de bestreden verordening heeft vastgesteld vanuit het legitieme streven een oplossing voor het taalgebruik te vinden die aansluit bij de in punt 43 van deze conclusie vermelde doelstellingen van de Unie. Met andere woorden, de gekozen talenregeling impliceert zeker dat het gebruik van talen wordt beperkt, maar streeft de legitieme doelstelling na om de vertaalkosten te verminderen.

51.      Indien met het verschil in behandeling van de officiële talen van de Unie een dergelijke doelstelling wordt nagestreefd, moet nu worden beoordeeld of deze keuze passend en evenredig is.(33)

c)      Passend en evenredig karakter van het verschil in behandeling

52.      Er zijn maar een klein aantal punten die de wetgever van de Unie kan beïnvloeden om de vertaalkosten te verminderen en toch een eenheidsbescherming van het Europees octrooi te bieden op het grondgebied van de deelnemende lidstaten.

53.      Het lijkt onmogelijk het aantal bladzijden van een octrooi te beperken. Het voorwerp van bescherming wordt immers afgebakend door het octrooischrift en meer bepaald de conclusies. Verder kunnen de gemiddelde kosten van de vertaling(34) gezien het technische gehalte van de octrooien, moeilijk worden verlaagd.

54.      De vertaalkosten zullen daarentegen hoger worden naarmate naar meer talen moet worden vertaald.

55.      Om deze kosten te beperken, heeft de wetgever van de Unie derhalve geen andere keuze dan het aantal talen waarin het EOME moet worden vertaald, te beperken.

56.      De beperking van het aantal talen van het EOME is dus passend, aangezien dit zorgt voor eenheidsoctrooibescherming en tegelijkertijd een aanzienlijke verlaging van de vertaalkosten mogelijk maakt.

57.      Bovendien heeft de wetgever van de Unie de keuze gemaakt zich te baseren op het systeem van het EOB, hetgeen een coherente keuze is omdat dit systeem zich al heeft bewezen.(35) Het gebruik van het Duits, het Engels en het Frans in het kader van het EOME is dan ook niet willekeurig, aangezien dit de officiële talen van het EOB zijn. Deze keuze geeft een bepaalde stabiliteit aan de marktdeelnemers en de professionals op octrooigebied, die er al aan gewend zijn in deze drie talen te werken.

58.      Daarenboven blijkt dat de keuze voor deze talen aansluit bij de realiteit op taalgebied in de octrooisector. Zoals de Raad benadrukt, wordt het merendeel van de wetenschappelijke werken gepubliceerd in het Duits, het Engels of het Frans. Het staat dus buiten kijf dat de Europese onderzoekers octrooien die in die talen zijn gepubliceerd, kunnen begrijpen. Ook komt uit de bovengenoemde impactstudie van de Commissie alsmede uit de door het Koninkrijk Zweden aangevoerde argumenten naar voren dat het Duits, het Engels en het Frans de talen zijn die worden gesproken in de lidstaten waar de meeste octrooiaanvragen in de Unie vandaan komen.(36)

59.      De beperking tot de drie officiële talen van het EOB lijkt mij dan ook passend in het licht van de legitieme doelstellingen die door de wetgever van de Unie worden nagestreefd.

60.      Ook wordt met deze keuze het evenredigheidsbeginsel geëerbiedigd.

61.      In dit verband komt uit het arrest Kik/BHIM (37) naar voren dat de wetgever van de Unie tot een verschillende behandeling kan besluiten voor zover er een noodzakelijk evenwicht bestaat tussen de verschillende betrokken belangen.(38)

62.      De wetgever van de Unie heeft de toepasselijke vertaalregelingen in de bestreden verordening zodanig ingericht dat het verschil in behandeling bij de keuze van de talen alsook het gevolg dat deze mogelijk heeft voor de marktdeelnemers en belanghebbenden, juist wordt afgezwakt.

63.      Ofschoon het Koninkrijk Spanje steeds wijst op de minder gunstige behandeling van diegenen die de informatie niet kunnen begrijpen wanneer zij geen toegang hebben tot vertalingen van Europese octrooiaanvragen in hun eigen taal (artikelen 4 en 6 van de bestreden verordening), moet niettemin, in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de keuze van de wetgever van de Unie, ook rekening worden gehouden met het verschil in behandeling van hen die een Europees octrooi aanvragen (artikel 5 van de bestreden verordening).(39)

64.      Zo heeft de wetgever van de Unie in de eerste plaats bewust de keuze gemaakt in artikel 3, lid 1, van de bestreden verordening, dat het systeem „[o]nverminderd de artikelen 4 en 6 van deze verordening”(40) geldt.

65.      Enerzijds heeft deze wetgever bepalingen vastgesteld met betrekking tot de vertalingen in geval van een geschil.

66.      In de eerste plaats voorziet hij in geval van een geschil betreffende een vermeende octrooi-inbreuk in toegang tot informatie in de taal gekozen door de vermeende inbreukmaker. Zo moet de octrooihouder krachtens artikel 4, lid 1, van de bestreden verordening, wanneer iemand vermeend inbreuk heeft gepleegd op een EOME, op zijn kosten en op verzoek en naar keuze van de vermeende inbreukmaker een vertaling van het EOME verstrekken in een officiële taal van hetzij een deelnemende lidstaat waar de vermeende inbreuk heeft plaatsgevonden, hetzij de lidstaat waar deze persoon is gevestigd.(41)

67.      In de tweede plaats wordt in artikel 4, lid 2, van de bestreden verordening bepaald dat de octrooihouder in geval van een geschil betreffende een EOME op verzoek van het gerecht dat in de deelnemende lidstaten bevoegd is, op zijn kosten een volledige vertaling van het octrooi in de procestaal van dat gerecht dient te verstrekken.(42)

68.      In de derde plaats moet in geval van een geschil betreffende een vordering tot schadevergoeding het gerecht dat het geschil behandelt rekening houden met de goede trouw van de vermeende inbreukmaker die, voordat hem de in artikel 4, lid 1, van de bestreden verordening bedoelde vertaling werd verstrekt, heeft gehandeld zonder te weten of zonder redelijkerwijze te kunnen weten dat hij inbreuk maakte op het EOME, „in het bijzonder” wanneer hij een kmo, een natuurlijke persoon, een organisatie zonder winstoogmerk, een universiteit of een openbare onderzoeksorganisatie is.(43)

69.      Anderzijds voorziet de wetgever in overgangsmaatregelen die ingaan op de datum waarop de bestreden verordening van toepassing wordt en duren totdat het EOB beschikt over hoogwaardige machinevertalingen van de octrooiaanvragen en de octrooischriften.(44)

70.      Zo staat in artikel 6, lid 1, van de bestreden verordening dat tijdens de overgangsperiode een verzoek om eenheidswerking wordt ingediend samen met een volledige vertaling van het octrooischrift in het Engels wanneer de proceduretaal Frans of Duits is, of met een volledige vertaling van het octrooischrift in een van de officiële talen van de Unie wanneer de proceduretaal Engels is. Dit garandeert dus dat alle EOME tijdens deze periode beschikbaar zijn in het Engels. Bovendien worden de vertalingen in de officiële talen van de Unie handmatig gemaakt en kunnen dienen ter perfectionering van de machinevertalingen.

71.      In de tweede plaats voorziet de wetgever van de Unie in artikel 5 van de bestreden verordening in een compensatieregeling ter vergoeding van de vertaalkosten voor diegenen die hun Europese octrooiaanvraag niet in een van de officiële talen van het EOB hebben ingediend.

72.      Krachtens deze bepaling kunnen, gezien het feit dat een aanvraag van een Europees octrooi in elke officiële taal van de Unie kan worden ingediend, alle vertaalkosten tot een bepaald plafond aan deze aanvragers worden vergoed. Als begunstigden worden uitdrukkelijk genoemd kmo’s, natuurlijke personen, organisaties zonder winstoogmerk, universiteiten en openbare onderzoeksorganisaties die hun verblijfplaats of hoofdvestiging in een lidstaat hebben.(45)

73.      De wetgever van de Unie heeft aldus de personen of entiteiten willen beschermen die kwetsbaarder zijn vergeleken met machtiger structuren die over meer middelen beschikken en onder hun personeel medewerkers hebben die de aanvragen van Europese octrooien rechtstreeks in een van de officiële talen van het EOB kunnen opstellen.

74.      Uit deze overwegingen vloeit voort dat de taalkeuze van de wetgever van de Unie een legitieme doelstelling nastreeft en passend en evenredig is in het licht van de waarborgen en factoren die de uit deze keuze voortvloeiende discriminerende werking afzwakken.

75.      Gelet op het voorgaande geef ik het Hof dan ook in overweging het eerste middel van het Koninkrijk Spanje af te wijzen.

B –    Tweede middel: schending van de beginselen van het arrest Meroni/Hoge Autoriteit

1.      Argumenten van partijen

76.      Het Koninkrijk Spanje betoogt dat de Raad door in de artikelen 5 en 6, lid 2, van de bestreden verordening het beheer van de compensatieregeling voor de vergoeding van de vertaalkosten en de publicatie van de vertalingen in het kader van de overgangsregeling te delegeren aan het EOB, de in de latere rechtspraak bekrachtigde beginselen van het arrest Meroni/Hoge Autoriteit(46) heeft geschonden.

77.      De Raad, die vraagtekens zet bij de ontvankelijkheid van dit middel omdat hierin wordt verwezen naar enkele argumenten die zijn aangevoerd in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13) die momenteel bij het Hof aanhangig is, merkt vooraf op dat het Koninkrijk Spanje niet betwist dat het beheer van de compensatieregeling en de publicatie van de vertalingen taken zijn waarvoor de deelnemende lidstaten, door tussenkomst van het EOB, verantwoordelijk zijn. De uitvoering van het recht van de Unie is in de eerste plaats de zaak van de lidstaten, en voor de taken inzake de compensatieregeling en de publicatie van vertalingen zijn eenvormige uitvoeringsvoorwaarden in de zin van artikel 291, lid 2, VWEU niet noodzakelijk. De in de latere rechtspraak bekrachtigde beginselen van het arrest Meroni/Hoge Autoriteit(47) zijn niet relevant. Deze beginselen zijn in ieder geval geëerbiedigd.

78.      Interveniënten delen de opmerkingen van de Raad dat de in dit arrest vastgestelde beginselen niet van toepassing zijn en dat deze beginselen in ieder geval zijn geëerbiedigd.

2.      Mijn beoordeling

79.      Gelet op de antwoorden waartoe ik ben gekomen bij de beoordeling van het vierde en het vijfde middel in mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13) die momenteel bij het Hof aanhangig is, geef ik het Hof in overweging het tweede middel van het Koninkrijk Spanje af te wijzen.

C –    Derde middel: ontbreken van rechtsgrondslag van artikel 4 van de bestreden verordening

1.      Argumenten van partijen

80.      Het Koninkrijk Spanje betoogt dat artikel 4, dat de „vertaling in geval van een geschil” regelt, in de bestreden verordening is vastgesteld op basis van een onjuiste rechtsgrondslag, aangezien deze bepaling geen betrekking heeft op de „talenregeling” van een Europese titel, overeenkomstig artikel 118, tweede alinea, VWEU, maar bepaalde procedurele waarborgen bevat in het kader van een gerechtelijke procedure.

81.      De Raad betoogt dat artikel 4 van de bestreden verordening geen procedureregel is, maar een regel betrekking hebbend op de taalregeling, en dat deze regel een integrerend en belangrijk onderdeel vormt van de algemene taalregeling van het EOME dat bij deze verordening is ingesteld. De Raad benadrukt dat deze bepaling een belangrijke rol speelt. Zij vult namelijk een juridische leemte, omdat de talenregeling van het EOV niet de taaleisen in geval van een geschil regelt. Bovendien moet, omdat de proceduregels van de lidstaten niet door het recht van de Unie zijn geharmoniseerd, ervoor worden gezorgd dat de vermeende inbreukmaker altijd recht heeft op verstrekking van een volledige vertaling van het betrokken EOME. De voorwaarden voor toepassing van artikel 118, tweede alinea, VWEU, waarin wordt voorzien in een talenregeling die van toepassing is op het gehele „leven” van het octrooi, zijn dus vervuld.

82.      Interveniënten sluiten zich aan bij de argumenten van de Raad.

83.      De Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Zweden benadrukken dat artikel 118, tweede alinea, VWEU niet van de wetgever van de Unie eist dat hij alle aspecten van de talenregeling of de regeling voor de vertaling van de betrokken intellectuele-eigendomstitel volledig harmoniseert. Volgens het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, Hongarije, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk, het Parlement en de Commissie kon artikel 4 van de bestreden verordening zonder probleem worden opgenomen in een verordening vastgesteld op basis van artikel 118, tweede alinea, VWEU, omdat deze bepaling een wezenlijk onderdeel vormt van de bij deze verordening bepaalde vertaalregeling. Zelfs indien deze bepaling geen intrinsiek onderdeel zou vormen van de bij deze verordening ingesteld vertaalregeling, hoefde voor de opname ervan in bestreden verordening geen gebruik te worden gemaakt van een andere rechtsgrondslag dan artikel 118, tweede alinea, VWEU. Volgens de rechtspraak(48) moet een handeling van de Unie, indien bij onderzoek ervan blijkt dat zij een tweeledig doel heeft of dat er sprake is van twee componenten waarvan de ene kan worden gezien als hoofddoel of overwegende component terwijl de andere slechts ondergeschikt is, worden gebaseerd op één rechtsgrondslag. Dit is in casu het geval.

2.      Mijn beoordeling

84.      Het Koninkrijk Spanje is van mening dat artikel 4 van de bestreden verordening geen bepaling is die betrekking heeft op de in artikel 118, tweede alinea, VWEU bedoelde talenregeling en dat deze laatste bepaling derhalve niet kan worden gebruikt als rechtsgrondslag om enkele procedurele waarborgen in het kader van een gerechtelijke procedure op te nemen.

85.      Ik kan het om de volgende redenen niet eens zijn met een dergelijke analyse.

86.      Ik wijs erop dat volgens vaste rechtspraak „de keuze van de rechtsgrondslag van een handeling van de Unie dient te zijn gebaseerd op objectieve, voor rechterlijke toetsing vatbare gegevens, waartoe met name het doel en de inhoud van de handeling behoren” .(49)

87.      Om te beginnen merk ik op dat het Koninkrijk Spanje in punt 48 van zijn verzoekschrift – in het kader van zijn eerste middel – heeft aangegeven dat de bestreden verordening een zeer bijzondere regeling instelt voor het gebruik en de beperking van de officiële talen van de Unie, hetgeen eigenlijk veronderstelt dat er sprake is van een echte „talenregeling”, zoals de rechtsgrondslag, namelijk artikel 118, tweede alinea, VWEU, en het besluit tot nauwere samenwerking zelf aangeven.

88.      Gelet op punt 16 van de considerans van de bestreden verordening, waarin staat dat deze verordening tot doel heeft een eenvormige en eenvoudige vertaalregeling voor het EOME in te voeren, alsook op mijn beoordeling van het eerste middel en hetgeen ik zal betogen in het kader van het vierde middel(50) en het verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden verordening(51), waarnaar ik verwijs, ben ik daarentegen van mening dat artikel 4 van de bestreden verordening intrinsiek is verbonden met de talenregeling, aangezien het tot doel heeft de gevolgen van de keuze van de wetgever van de Unie met betrekking tot de talenregeling van het EOME af te zwakken.

89.      Hierbij komt dat, ofschoon artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening verschilt van artikel 4, lid 1 en 2, ervan in die zin dat in dit lid geen regels worden vastgesteld inzake de vertaling als zodanig in geval van een geschil, deze bepaling niettemin is verbonden met artikel 4, lid 1, van de bestreden verordening. De wetgever kan met deze bepaling namelijk rekening houden met de periode waarin belanghebbenden eventueel niet op de hoogte waren van het octrooi vanwege het ontbreken van een vertaling(52) en die nadelig is voor met name kmo’s, natuurlijke personen of organisaties zonder winstoogmerk, universiteiten of openbare onderzoeksorganisaties. Zo zwakt artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening het ontbreken van een vertaling af door rekening te houden met de goede trouw van deze personen of entiteiten in het bijzonder.

90.      Op dit punt benadrukt punt 9 van de considerans van de bestreden verordening dat het gerecht dat bevoegd is deze goede trouw per geval te onderzoeken, rekening moet houden met de proceduretaal voor het EOB en, tijdens de overgangsperiode, de samen met het verzoek om eenheidswerking ingediende vertaling.

91.      Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging het derde middel van het Koninkrijk Spanje af te wijzen.

D –    Vierde middel: schending van het beginsel van rechtszekerheid

1.      Argumenten van partijen

92.      Het Koninkrijk Spanje betoogt in wezen dat de bestreden verordening het beginsel van rechtszekerheid schendt omdat deze ten eerste de toegang tot informatie voor de marktdeelnemers beperkt. Verder preciseert de bestreden verordening niet de wijzen waarop de toekenning van eenheidswerking en de inschrijving in het eenheidsoctrooiregister(53) worden gepubliceerd. Evenmin wordt in het kader van het beheer van de compensatieregeling aangegeven wat het plafond voor de kosten is en hoe dit wordt vastgesteld. Verder is niet geregeld wat de concrete gevolgen zijn ingeval een inbreukmaker te goeder trouw heeft gehandeld. Tot slot bestond het systeem van machinevertalingen niet op het moment dat de bestreden verordening werd vastgesteld.

93.      De Raad is van mening dat het betoog van het Koninkrijk Spanje in strijd is met de beginselen van indirecte administratie en subsidiariteit, waarop het recht van de Unie is gebaseerd. De bestreden verordening laat het aan de lidstaten over, een concrete regeling te treffen voor aspecten als de compensatieregeling of machinevertalingen. Het beginsel van rechtszekerheid vereist niet dat alle regels tot in de kleinste details in de verordening worden vastgesteld; sommige regels kunnen worden bepaald door de lidstaten of vastgesteld in gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen.

94.      Verder worden in artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening de wezenlijke elementen en criteria voor de toepassing ervan door de nationale rechter vastgesteld. Deze bepaling belemmert een nationaal gerecht niet om een inbreukmaker een straf op te leggen en zijn rechtsmacht volledig uit te oefenen.

95.      Interveniënten sluiten zich aan bij de argumenten van de Raad.

96.      In de eerste plaats betogen het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Commissie dat de bestreden verordening, gelezen in samenhang met verordening nr. 1257/2012, de taalregeling en de wijzen van publicatie en registratie van het EOME duidelijk en nauwkeurig vaststelt.

97.      In de tweede plaats stellen het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Commissie dat de bestreden verordening belanghebbenden niet belemmert bij de toegang tot de informatie die onmisbaar is om hun activiteit uit te oefenen, aangezien alle EOME ingevolge artikel 9, lid 1, onder b) en h), van verordening nr. 1257/2012 zullen worden opgenomen in het register voor eenheidsoctrooibescherming, dat online beschikbaar zal zijn. Het octrooischrift van het EOME zal inderdaad maar in één taal worden gepubliceerd. Deze beperking zal voor belanghebbenden echter, gelet op de machinevertalingen van het EOB, geen bron van rechtsonzekerheid vormen.

98.      In de derde plaats zijn het Koninkrijk Denemarken, de Franse Republiek, Hongarije, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Commissie van mening dat het bepaalde in artikel 4, leden 1 en 3, van de bestreden verordening de rechtszekerheid versterkt in geval van een geschil over een vermeende inbreuk op een EOME. De omstandigheid dat de bedoelde vertaling geen rechtskracht heeft is niet in strijd met het beginsel van de rechtszekerheid, die beter is gewaarborgd wanneer de tekst in maar één taal authentiek is. Artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening beschermt specifiek bepaalde personen die zijn betrokken in geschillen betreffende een vordering tot schadevergoeding.

99.      In de vierde en laatste plaats benadrukken de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Commissie dat de bestreden verordening geen enkele rechtsonzekerheid creëert met betrekking tot de compensatieregeling van artikel 5 ervan, aangezien het niet noodzakelijk is dat in deze verordening het plafond wordt vastgesteld waarboven bepaalde aanvragers kunnen verzoeken om vergoeding van hun vertaalkosten, daar deze maatregel kan worden vastgesteld in een latere uitvoeringshandeling.

2.      Mijn beoordeling

100. Ter inleiding zij erop gewezen dat het beginsel van rechtszekerheid, dat deel uitmaakt van de algemene beginselen van het recht van de Unie, vereist dat de rechtsregels „duidelijk en nauwkeurig zijn en voorzienbare gevolgen” hebben, zodat de belanghebbenden daaraan houvast hebben in door het Unierecht beheerste rechtssituaties en ‑betrekkingen.(54)

101. Onderzocht moet dus worden of uit de door het Koninkrijk Spanje aangevoerde argumenten blijkt dat dit beginsel is geschonden.

102. Wat betreft het argument van deze lidstaat dat de bestreden verordening het beginsel van rechtszekerheid schendt omdat het EOME niet in alle talen worden vertaald en de informatiemogelijkheden van marktdeelnemers dus zijn beperkt, verwijs ik naar mijn beoordeling van het eerste middel, waaruit blijkt dat dit argument niet kan slagen.

103. De bewering van het Koninkrijk Spanje dat de bestreden verordening noch bepaalt dat het octrooi met eenheidswerking wordt gepubliceerd, noch onder welke voorwaarden de inschrijving door het EOB in het eenheidsoctrooiregister zal plaatsvinden, noch of deze inschrijving overeenkomstig artikel 14 EOV plaatsvindt in drie talen, moet mijns inziens worden verworpen om dezelfde redenen als zijn aangevoerd door enkele interveniënten, die van mening zijn dat de bestreden verordening, verordening nr. 1257/2012 en het EOV in onderling verband moeten worden gelezen.

104. Artikel 3, lid 2, van de bestreden verordening bepaalt namelijk dat ieder verzoek om eenheidswerking zoals bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 1257/2012 wordt ingediend in de proceduretaal(55), zoals gedefinieerd in artikel 2, onder b), van de bestreden verordening.(56)

105. Verder bepaalt artikel 9, lid 1, onder h), van verordening nr. 1257/2012 dat het EOB garandeert dat de eenheidswerking wordt aangegeven in het register voor eenheidsoctrooibescherming, wanneer een verzoek om eenheidswerking is ingediend.

106. Daarenboven bepaalt artikel 3, lid 1, eerste alinea, van deze verordening dat „[e]en Europees octrooi dat met dezelfde set conclusies ten aanzien van alle deelnemende lidstaten is verleend, [...] eenheidswerking [geniet] in de deelnemende lidstaten, mits de eenheidswerking ervan in het register voor eenheidsoctrooibescherming geregistreerd is”.(57)

107. Voorts staat in artikel 14, lid 8, EOV dat inschrijvingen in het Europees Octrooiregister geschieden in de drie officiële talen van het EOB en dat in geval van twijfel de procestaal de doorslag geeft.

108. Volgens mij blijkt uit deze laatste bepaling en uit artikel 2, onder e), van verordening nr. 1257/2012 dat de inschrijving in het register voor eenheidsoctrooibescherming geschiedt in de drie officiële talen van het EOB.

109. Wat het argument van het Koninkrijk Spanje betreft ten aanzien van de compensatieregeling van artikel 5 van de bestreden verordening, dat noch het plafond van de vergoeding noch de wijze waarop dit wordt vastgesteld nader zijn bepaald, moeten ter verwerping ervan de volgende elementen in aanmerking worden genomen.

110. Artikel 9, lid 2, van verordening nr. 1257/2012 bepaalt dat de deelnemende lidstaten in hun hoedanigheid van verdragsluitende staten van het EOV, de leiding over en het toezicht op de activiteiten als bedoeld in artikel 9, lid 1, van deze verordening verzekeren(58) en hiertoe een Beperkte Commissie van de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie instellen(59), in de zin van artikel 145 EOV(60).

111. Het staat dus aan de Beperkte Commissie, een besluit te nemen over de in artikel 5 van de bestreden verordening bedoelde compensatieregeling, die moet worden beheerd door het EOB.

112. Ik benadruk op dit punt dat de Beperkte Commissie op haar 7e bijeenkomst te München op 26 maart 2014 de regels heeft vastgesteld inzake de compensatieregeling voor de vergoeding van de vertaalkosten van octrooiaanvragen die zijn ingediend in een van de officiële talen van de Unie die geen officiële taal van het EOB is. De financiële aspecten van de compensatieregeling, met inbegrip van de hoogte van de vergoeding, zullen echter op een later tijdstip worden besproken.(61)

113. De marktdeelnemers en alle belanghebbenden zullen dus kennis kunnen nemen van de voorwaarden van de compensatieregeling zodra de Verdragsluitende Staten deze via de Beperkte Commissie hebben vastgelegd.

114. Deze voorwaarden moeten in ieder geval rekening houden met punt 10 van de considerans van de bestreden verordening, dat voorziet in aanvullende compensaties van de kosten van vertaling van de taal van de octrooiaanvraag in de proceduretaal van het EOB naast de compensaties die reeds bestaan bij het EOB.

115. Wat de bewering betreft dat de vertaling die in geval van een geschil wordt verstrekt door de octrooihouder geen enkele rechtskracht heeft, sluit ik mij aan bij de argumenten die zijn aangevoerd door enkele interveniënten. Het beginsel van rechtszekerheid is zonder twijfel beter gewaarborgd wanneer een enkele taal authentiek is. Ik zie namelijk niet goed in hoe dit beginsel kan worden geëerbiedigd indien er sprake is van meerdere inbreukmakers in meerdere lidstaten. Wanneer alle vertalingen authentiek zijn, bestaat het risico van afwijkingen tussen de verschillende taalversies en derhalve rechtsonzekerheid. Deze bewering moet derhalve worden verworpen.

116. Tegen het argument dat er, anders dan bij de regeling inzake het gemeenschapsmerk, geen bepaling bestaat die uitsluit dat derden te goeder trouw die inbreuk hebben gemaakt op een octrooi worden veroordeeld tot een schadevergoeding, aangezien artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening niet bepaalt wat de concrete gevolgen zijn van octrooi-inbreuk door een inbreukmaker die te goeder trouw is, werp ik op dat niets de wetgever ertoe verplicht dezelfde juridische regeling vast te stellen voor het gemeenschapsmerk en het EOME. Daarenboven wijs ik erop dat de wetgever ervoor heeft gezorgd dat bij de beoordeling die de nationale rechter in het concrete geval moet maken een zeker evenwicht wordt hersteld, door te bepalen dat deze rechter rekening moet houden met de goede trouw van de vermeende inbreukmaker.(62) De concrete gevolgen voor deze vermeende inbreukmaker zullen voortvloeien uit deze feitelijke en juridische beoordeling. De rechter kan aldus, in volstrekte onafhankelijkheid, een veroordeling tot schadevergoeding uitspreken dan wel deze veroordeling uitsluiten. Uit de lezing van artikel 4, lid 4, van de bestreden verordening komt dus duidelijk naar voren dat het aan het bevoegde gerecht staat, rekening te houden met de goede trouw van de vermeende inbreukmaker.

117. Tot slot merk ik ten aanzien van de beweringen van het Koninkrijk Spanje in verband met de machinevertalingen en de overgangsmaatregelen op, dat de duur van de overgangsperiode is gebaseerd op de tijd die naar verwachting noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het systeem van machinevertalingen, zodat de vertalingen van de octrooiaanvragen en de octrooischriften in alle officiële talen van de Unie doeltreffend en hoogwaardig zijn.

118. Op dit punt merk ik op dat in 2004 voor een beperkt aantal talen een begin is gemaakt met de invoering van dit systeem. Dit is vervolgens uitgebreid, zodat het rond 2014 mogelijk wordt vanuit en naar het Engels machinevertalingen te maken in de talen van alle verdragsluitende staten van het EOV, en dus in de officiële talen van de Unie.(63)

119. Daarenboven moet niet uit het oog worden verloren dat de bestreden verordening van toepassing wordt op de datum van inwerkingtreding van de EOG-Overeenkomst en dat de wetgever van de Unie aangeeft dat indien de overgangsperiode niet ten einde komt op grond van een voorstel van de Commissie(64), deze 12 jaar na deze datum verstrijkt(65). Dat biedt volgens mij voldoende ruimte aan het EOB om een systeem van hoogwaardige machinevertalingen te ontwikkelen, temeer dit systeem zal worden verbeterd door handmatig verrichte vertalingen die in deze periode worden gemaakt, een waarborg dat de informatie betrouwbaar is.(66)

120. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging het vierde middel van het Koninkrijk Spanje af te wijzen, aangezien het onderzoek van de door deze lidstaat aangevoerde argumenten geen schending van het beginsel van rechtszekerheid aan het licht heeft gebracht. De bepalingen van de bestreden verordening, van verordening nr. 1257/2012 en van het EOV zijn namelijk voldoende duidelijk, nauwkeurig en voorzienbaar wat hun gevolgen betreft.

E –    Vijfde middel: schending van het beginsel van autonomie van het Unierecht

1.      Argumenten van partijen

121. Het Koninkrijk Spanje stelt dat artikel 7 van de bestreden verordening in strijd is met het beginsel van autonomie van het recht van de Unie, omdat het een onderscheid maakt tussen enerzijds de inwerkingtreding van deze verordening en anderzijds de toepassing ervan met ingang van 1 januari 2014, terwijl het tegelijk aangeeft dat deze datum wordt uitgesteld indien de EOG-Overeenkomst niet in werking is getreden. In het onderhavige geval zouden de verdragsluitende partijen van de EOG-Overeenkomst de bevoegdheid hebben gekregen de datum van inwerkingtreding(67) van een norm van de Unie te bepalen, en dus de uitoefening van haar bevoegdheid.

122. De Raad stelt dat uit de punten 9, 24 en 25 van de considerans van verordening nr. 1257/2012, in hun samenhang gelezen, naar voren komt dat de wetgever ter waarborging van de goede werking van het EOME, de consistentie van de rechtspraak en dus de rechtszekerheid, alsmede de kosteneffectiviteit voor de octrooihouders, de politieke keuze heeft gemaakt om voor het EOME een afzonderlijk gerecht in te stellen, dat moet zijn opgericht voordat het eerste EOME wordt afgegeven. Dienaangaande bestaat er geen enkele juridische belemmering voor het leggen van een band tussen het EOME en het gemeenschappelijk octrooigerecht, wat voldoende is gemotiveerd in de punten 24 en 25 van de considerans van verordening nr. 1257/2012. Verder kent de wetgevingspraktijk meerdere voorbeelden van een band tussen de toepasselijkheid van een handeling van de Unie en een gebeurtenis die losstaat van deze handeling.

123. Interveniënten sluiten zich aan bij de opmerkingen van de Raad.

2.      Mijn beoordeling

124. Voor de beoordeling van dit vijfde middel verwijs ik naar mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13), thans aanhangig bij het Hof, en meer bepaald naar het onderzoek van het laatste onderdeel van het zesde middel en het zevende middel van het beroep, en geef ik het Hof in overweging dit vijfde middel af te wijzen.

F –    Subsidiair verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden verordening

1.      Argumenten van partijen

125. Zonder zich formeel te verzetten tegen het subsidiaire verzoek van het Koninkrijk Spanje, vraagt de Raad zich af of de middelen die zijn aangevoerd ter staving van dit verzoek relevant zijn en voegt hieraan toe dat het in ieder geval onmogelijk is enkel artikel 7, lid 2, van de bestreden verordening nietig te verklaren, omdat deze bepaling niet van de overige bepalingen van deze verordening kan worden gescheiden. De Bondsrepubliek voegt hieraan toe dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het betrekking heeft op de nietigverklaring van de artikelen 4, 5, 6, lid 2, en 7, lid 2, van deze verordening, aangezien de artikelen 4 tot en met 6 van de bestreden verordening een integrerend deel van de talenregeling van het EOME zijn en de nietigverklaring van artikel 7, lid 2, van deze verordening de aard van het EOME en derhalve van de bestreden verordening zou veranderen.

126. Het Koninkrijk Spanje benadrukt dat het het verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring slechts subsidiair heeft ingediend. Ook staan de argumenten van de Bondsrepubliek Duitsland aan ieder verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring in de weg.

2.      Mijn beoordeling

127. Ik herinner eraan dat een handeling van de Unie volgens vaste rechtspraak van het Hof slechts gedeeltelijk kan worden nietig verklaard wanneer de elementen waarvan nietigverklaring wordt gevorderd, kunnen worden afgescheiden van de rest van de handeling. Het Hof heeft meermalen geoordeeld dat aan het vereiste van scheidbaarheid niet is voldaan wanneer de gedeeltelijke nietigverklaring van een handeling tot gevolg heeft dat de kern van deze handeling wordt gewijzigd.(68)

128. Uit mijn beoordeling van het eerste, het derde en het vierde middel, komt naar voren dat de artikelen 4 en 5 van de bestreden verordening tot doel hebben de keuze van de wetgever van de Unie met betrekking tot de talenregeling van het EOME af te zwakken. Zo gezien is het ondenkbaar deze bepalingen van de bestreden verordening af te scheiden zonder dat de kern ervan wordt aangetast.

129. Wat de artikelen 6, lid 2, – dat verwijst naar artikel 9, lid 1, onder d), van verordening nr. 1257/2012 – en 7, lid 2, van de bestreden verordening betreft, verwijs ik naar respectievelijk de punten 189 tot en met 195 en punt 198 van mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13), die thans aanhangig is bij het Hof, om te concluderen dat deze bepalingen niet kunnen worden gescheiden van de rest van de bestreden verordening.

130. Derhalve moet het verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden verordening dat het Koninkrijk Spanje subsidiair heeft ingediend, naar mijn mening niet-ontvankelijk worden verklaard.

131. Aangezien geen van de middelen die door het Koninkrijk Spanje zijn aangevoerd tot staving van zijn beroep kan slagen, moeten zij worden afgewezen.

IV – Conclusie

132. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging:

1)      het beroep te verwerpen, en

2)      het Koninkrijk Spanje te verwijzen in zijn eigen kosten, terwijl het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en interveniënten hun eigen kosten dragen.


1 – Oorspronkelijke taal: Frans.


2 – PB L 361, blz. 89; hierna: „bestreden verordening”.


3 – PB L 76, blz. 53; hierna: „besluit tot nauwere samenwerking”. Tegen dit besluit zijn twee beroepen tot nietigverklaring ingesteld door respectievelijk het Koninkrijk Spanje en de Italiaanse Republiek, die door het Hof zijn verworpen in zijn arrest Spanje en Italië/Raad (C‑274/11 en C‑295/11, EU:C:2013:240).


4 –      PB L 361, blz. 1.


5 – PB C 175, blz. 1; hierna: „EOG-Overeenkomst”.


6 – Hierna: „EOV”.


7 –      Hierna: „EOB”.


8 –      Volgens de definitie in de woordenlijst van het EOB is het octrooischrift het „document waarin de uitvinding wordt omschreven en de omvang van de bescherming wordt uiteengezet. Het omvat de beschrijving, de conclusies, en in het voorkomende geval, de tekeningen.”


9 –      Volgens de definitie in dezelfde woordenlijst, vormt de conclusie een deel van een octrooiaanvraag of van een octrooischrift. Zij bepaalt wat de technische kenmerken zijn van het object van de aangevraagde bescherming.


10 –      Hierna: „EOME”.


11 –      PB 1958, 17, blz. 385.


12 –      Hierna: „deelnemende lidstaat”.


13 – 9/56, EU:C:1958:7.


14 – De term „algemeen belang” is gebruikt in het arrest Kik/BHIM (C‑361/01 P, EU:C:2003:434).


15 – Zie punt 15 van de considerans van de bestreden verordening, volgens welke de verordening niet mag worden geacht een specifieke talenregeling voor de Unie in het leven te roepen en evenmin een precedent te scheppen voor een beperkte talenregeling van welke toekomstige rechtshandeling van de Unie ook.


16 – EU:C:2003:434. De zaak had betrekking op de talenregeling die was ingesteld bij verordening (EG) nr. 40/94 van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), en betrof het gebruik van talen door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM).


17 –      Punt 82. Zie tevens de tweede classificatiehypothese van advocaat-generaal Maduro in zijn conclusie Spanje/Eurojust (C‑160/03, EU:C:2004:817, punten 42 e.v.) in de zaak die heeft geleid tot het arrest Spanje/Eurojust (C‑160/03, EU:C:2005:168) en die lijkt op de onderhavige zaak, al is hier de specifieke context de nauwere samenwerking en het systeem van het EOB.


18 – Zie Vanhamme, J., „L’équivalence des langues dans le marché intérieur: l’apport de la Cour de justice”, Cahiers de droits européens, nr. 3‑4, 2007, blz. 359, waar hij stelt dat in ieder geval moeilijk valt in te zien hoe een beginsel van gelijkheid van talen kan bestaan, aangezien het recht op gelijke behandeling een prerogatief is dat gebonden is aan personen, en niet aan hun kenmerken of hun taal. Het beginsel van gelijke behandeling wordt wel volledig erkend voor de burgers van de Unie en de ondernemingen die hier zijn gevestigd (blz. 378 en 379).


19 – Zie artikel 6, lid 3, van de bestreden verordening.


20 – Ik herinner eraan dat de Europese octrooischriften in de proceduretaal worden gepubliceerd en een vertaling bevatten van de conclusies in de twee andere officiële talen van het EOB.


21 – Arrest Kik/BHIM (EU:C:2003:434, punt 94).


22 – Zie blz. 2 van het voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen [COM(2011) 216 definitief].


23 – Behalve voor de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het EOV, gesloten te Londen op 17 oktober 2000, waarbij partijen zich ertoe verplichten geheel of zoveel mogelijk af te zien van de indiening van een vertaling van Europese octrooien in hun nationale taal indien een taal van het EOB een officiële taal van die staat is.


24 – Zie blz. 4 en 5 van het voorstel voor een verordening (EU) van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi [COM(2010) 350 definitief]. Zie ook punt 2 van de impactanalyse van de Commissie met de titel „Impact assessment accompanying document to the proposal for a regulation of the European Parliament and the Council implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection and proposal for a Council regulation implementing enhanced cooperation in the area of the creation of unitary patent protection with regard to the applicable translation arrangements” [SEC(2011) 482 final], beschikbaar in het Engels.


25 – Zie blz. 14 van de mededeling van de Commissie „Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, [COM(2010) 2020 definitief], geënt op het kerninitiatief: „Een innovatie-Unie”.


26 – Zie punt 4 van de considerans van de bestreden verordening.


27 – Zie punt 5 van de considerans van deze verordening.


28 – Zie arrest Kik/BHIM (EU:C:2003:434, punt 88).


29 – Zie de toelichtingen bij het aanvraagformulier voor een gemeenschapsmerk, dat beschikbaar is op de website van het BHIM, en het verzoek tot afgifte van een Europees octrooi op de website van het EOB.


30 – Zie de definitie in de voetnoot op blz. 9.


31 – Zie punt 4.1, blz. 14, van de impactanalyse van de Commissie, vermeld in voetnoot 24.


32 – Zie punt 5.2.2.2, blz. 18 en 19, van het voorstel voor een besluit van de Raad houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooivorming [COM(2010) 790 definitief].


33 – Zie arrest Kik/BHIM (T‑120/99, EU:T:2001:189, punt 63).


34 – Een dergelijke vertaling kost 85 EUR per bladzijde (zie punt 4.1, blz. 14, van de in voetnoot 24 genoemde impactanalyse van de Commissie).


35 – Zie punt 45 van mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13), thans aanhangig voor het Hof.


36 – Zie bijlage 2, blz. 43, van de impactanalyse van de Commissie, vermeld in voetnoot 24.


37 – EU:C:2003:434.


38 – Punt 92.


39 – Zie in deze zin arrest Kik/BHIM (EU:C:2003:434, punt 92).


40 – Cursivering van mij.


41 – Zie ook punt 8 van de considerans van de bestreden verordening.


42 – Idem.


43 – Zie ook punt 9 van de considerans van de bestreden verordening.


44 – De Commissie dient voorstellen te doen voor het beëindigen van deze overgangsperiode op basis van objectieve evaluaties van een onafhankelijke commissie van deskundigen. Deze periode verstrijkt in ieder geval twaalf jaar na de datum waarop de bestreden verordening van toepassing is geworden (zie artikel 6, leden 3‑5, van de bestreden verordening).


45 – Zie ook punt 10 van de considerans van de bestreden verordening.


46 – EU:C:1958:7.


47 – Idem.


48 – Zie arrest Parlement/Raad (C‑130/10, EU:C:2012:472, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


49 – Zie arrest Verenigd Koninkrijk/Raad (C‑431/11, EU:C:2013:589, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


50 – Zie meer bepaald de punten 113 en 114 van deze conclusie.


51 – Zie meer bepaald de punten 127 en 128 van deze conclusie


52 – De periode ligt vlak voor de in artikel 4, lid 1, van de bestreden verordening bedoelde vertaling.


53 –      Het register voor eenheidsoctrooibescherming is omschreven in artikel 2, onder e), van de bestreden verordening als het register dat deel uitmaakt van het Europees Octrooiregister waarin eenheidswerking en elke beperking, licentie, overdracht, herroeping of elk verval van een EOME worden geregistreerd. Dit register kan online worden geraadpleegd (zie website http://www.epo.org/searching/free/register.html).


54 – Zie arrest LVK – 56 (C‑643/11, EU:C:2013:55, punt 51 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


55 – Ik herinner eraan dat artikel 9, lid 1, onder g), van verordening nr. 1257/2012 bepaalt dat het EOB „[garandeert] dat een verzoek om eenheidswerking door de houder van een Europees octrooi wordt ingediend binnen een maand na de publicatie van de vermelding van de verlening in het Europees Octrooiblad door de octrooihouder in de in artikel 14, lid 3, EOV omschreven proceduretaal”.


56 – De proceduretaal is de taal die wordt gebruikt in de procedure voor het EOB, in de zin van artikel 14, lid 3, EOV.


57 – Cursivering van mij.


58 – Zie de punten 128‑131 van mijn conclusie in de zaak Spanje/Parlement en Raad (C‑146/13), thans aanhangig bij het Hof.


59 – Hierna: „Beperkte Commissie”.


60 – Krachtens deze bepaling kan de groep Verdragsluitende Staten een Beperkte Commissie instellen voor toezicht op de werkzaamheden van de ingevolge artikel 143, lid 2, EOV ingestelde bijzondere organen. De samenstelling, de bevoegdheden en de werkzaamheden van de Beperkte Commissie worden vastgesteld door de groep Verdragsluitende Staten.


61 – Zie website http://www.epo.org/news-issues/news/2014/20140328a.html.


62 – Zoals we eerder hebben gezien, zwakt deze bepaling de gevolgen van de vertaling van de EOME in een beperkt aantal talen af.


63 – Zie punt 7.3.2, blz. 34, van de in voetnoot 24 genoemde impactanalyse van de Commissie.


64 – Krachtens artikel 6, leden 3 en 4, van deze verordening kan de Commissie de overgangsperiode zes jaar nadat deze verordening van toepassing is geworden, beëindigen op basis van de eerste evaluatie van een onafhankelijke commissie van deskundigen, en vervolgens om de twee jaar, op basis van latere evaluaties van deze commissie.


65 – Zie artikel 6, lid 5, van de bestreden verordening.


66 – Zie punt 12 van de considerans van deze verordening.


67 – Ik lees dit als de datum waarop deze van toepassing wordt.


68 – Zie arrest Commissie/Parlement en Raad (C‑427/12, EU:C:2014:170, punt 16 en aldaar aangehaalde rechtspraak).