Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 mei 2013 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Grondwettelijk Hof - België) – Eric Libert, Christian Van Eycken, Max Bleeckx, Algemeen Eigenaars- en Mede-Eigenaarssyndicaat (VZW), Olivier de Clippele / Vlaamse Regering (C-197/11), All Projects & Developments NV e.a. / Vlaamse Regering (C-203/11)

(Gevoegde zaken C-197/11 en 203/11)1

(Fundamentele vrijheden – Beperking – Rechtvaardiging – Staatssteun – Begrip „overheidsopdracht voor werken” – Gronden en constructies in bepaalde gemeenten – Regionale regeling die voor overdracht daarvan vereist dat kandidaat-koper of kandidaat-huurder beschikt over „voldoende band” met doelgemeente – Aan bouwheren en verkavelaars opgelegde sociale last – Fiscale stimuli en subsidiemechanismen)

Procestalen: Frans en Nederlands

Verwijzende rechter

Grondwettelijk Hof

Partijen in het hoofdgeding

(Zaak C-197/11)

Verzoekende partijen: Eric Libert, Christian Van Eycken, Max Bleeckx, Algemeen Eigenaars- en Mede-Eigenaarssyndicaat (VZW), Olivier de Clippele

Verwerende partij: Vlaamse Regering

in tegenwoordigheid van: College van de Franse Gemeenschapscommissie, Franse Gemeenschapsregering, Ministerraad

(Zaak C-203/11)

Verzoekende partijen: All Projects & Developments NV e.a.

Verwerende partij: Vlaamse Regering

in tegenwoordigheid van: College van de Franse Gemeenschapscommissie, Franse Gemeenschapsregering, Ministerraad, Immo Vilvo NV, PSR Brownfield Developers NV

Voorwerp

(Zaak C-197/11)

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Grondwettelijk Hof – Uitlegging van de artikelen 21 VWEU, 45 VWEU, 49 VWEU, 56 VWEU en 63 VWEU en van de artikelen 22 en 24 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77) – Verenigbaarheid met die bepalingen van een regionale regeling die voor de overdracht van in bepaalde gemeenten gelegen gronden en constructies vereist dat er een voldoende band bestaat tussen de kandidaat-koper of kandidaat-huurder en de doelgemeente – Schending van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten – Doelstelling van algemeen belang – Evenredigheidsbeginsel

(Zaak C-203/11)

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Grondwettelijk Hof – Uitlegging van de artikelen 21 VWEU, 45 VWEU, 49 VWEU, 56 VWEU, 63 VWEU, 107 VWEU en 108 VWEU en van artikel 86, lid 2, EG – Uitlegging van artikel 1, lid 2, sub b, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114), van de artikelen 22 en 24 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77), en van de artikelen 2, lid 2, sub a en j, 4, punt 6, en 9, 14 en 15 van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376, blz. 36) – Door de staten verleende steun – Regionale regeling betreffende het grond- en pandenbeleid – Sociale woningen – Overheidsopdrachten voor werken – Vrijheid van vestiging – Vrijheid van dienstverrichting – Beperkingen

Dictum

De artikelen 21 VWEU, 45 VWEU, 49 VWEU, 56 VWEU en 63 VWEU en de artikelen 22 en 24 van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, staan in de weg aan een regeling als die van boek 5 van het Decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, die voor de overdracht van onroerende goederen in bepaalde door de Vlaamse Regering aangewezen gemeenten vereist dat een provinciale beoordelingscommissie oordeelt dat er een „voldoende band” bestaat tussen de kandidaat-koper of kandidaat-huurder en deze gemeenten.

Artikel 63 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een regeling als die van boek 4 van voormeld decreet van het Vlaamse Gewest, die bepaalde marktdeelnemers een „sociale last” oplegt wanneer hun een bouw- of verkavelingsvergunning wordt verleend, voor zover de verwijzende rechter vaststelt dat deze regeling noodzakelijk en geschikt is voor de verwezenlijking van het doel te verzekeren dat personen met een laag inkomen of andere sociaal zwakkere groepen van de plaatselijke bevolking voldoende woningaanbod hebben.

De fiscale stimuli en subsidiemechanismen van voormeld decreet van het Vlaamse Gewest zijn mogelijkerwijs staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Het staat aan de verwijzende rechter te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden om van staatssteun te spreken en, zo ja, met betrekking tot de in boek 4 van dat decreet vastgestelde maatregelen ter compensatie van de op de bouwheren en verkavelaars rustende sociale last, na te gaan of beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, [EG] op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend, toch van toepassing is op die maatregelen.

De verwezenlijking van sociale woningen die vervolgens tegen geplafonneerde prijzen dienen te worden verkocht aan een openbare instelling voor sociale huisvesting of met indeplaatsstelling door deze instelling (waarbij zij in de plaats komt van de dienstverrichter die deze woningen heeft gerealiseerd), valt onder het begrip „overheidsopdracht voor werken” in de zin van artikel 1, lid 2, sub b, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009, wanneer de criteria van deze bepaling zijn vervuld; het staat aan de verwijzende rechter na te gaan of dit het geval is.

____________

1 PB C 211 van 16.7.2011

PB C 219 van 23.7.2011.