Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 24 mei 2016 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Amsterdam - Nederland) – Tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd tegen Paweł Dworzecki

(Zaak C-108/16 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken – Kaderbesluit 2002/584/JBZ – Europees aanhoudingsbevel – Artikel 4 bis, lid 1 – Procedures van overlevering tussen de lidstaten – Voorwaarden voor tenuitvoerlegging – Gronden tot facultatieve weigering van de tenuitvoerlegging – Uitzonderingen – Verplichte tenuitvoerlegging – Bij verstek opgelegde straf – Begrippen „persoonlijk gedagvaard” en „anderszins officieel in kennis gesteld” – Autonome begrippen van het Unierecht)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partij in het hoofdgeding

Paweł Dworzecki

Dictum

Artikel 4 bis, lid 1, onder a), i), van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet in die zin worden uitgelegd dat de uitdrukkingen „persoonlijk [...] gedagvaard” en „anderszins daadwerkelijk officieel in kennis [...] gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces”, in deze bepaling, autonome begrippen van het Unierecht vormen en in de gehele Europese Unie uniform moeten worden uitgelegd.

Artikel 4 bis, lid 1, onder a), i), van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, moet in die zin worden uitgelegd dat een dagvaarding als aan de orde in het hoofdgeding, die niet rechtstreeks aan de betrokkene is betekend maar op diens adres is uitgereikt aan een volwassen huisgenoot van hem, die heeft toegezegd deze aan hem te overhandigen, zonder dat uit het Europees aanhoudingsbevel blijkt dat en, in voorkomend geval, wanneer deze volwassene die dagvaarding daadwerkelijk aan de betrokkene heeft overhandigd, niet zonder meer voldoet aan de in die bepaling genoemde voorwaarden.

____________

1 PB C 156 van 2.5.2016.