Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (Nederland) op 24 september 2014 – Bayer CropScience SA-NV, Stichting De Bijenstichting tegen College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

(Zaak C-442/14)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeksters: Bayer CropScience SA-NV, Stichting De Bijenstichting

Verweerder: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Prejudiciële vragen

Brengt het bepaalde in artikel 14 van richtlijn 91/4141 , onderscheidenlijk artikel 63, in samenhang gelezen met artikel 59, van de Gewasbeschermingsmiddelenverordening2 (nr. 1107/2009 van 21 oktober 2009) onderscheidenlijk artikel 19 van richtlijn 98/83 met zich dat op een verzoek om vertrouwelijkheid, als bedoeld in genoemde artikelen 14, 63 en 19 van de in die artikelen bedoelde verzoeker, per informatiebron vóór of bij het verlenen van de toelating, respectievelijk vóór of bij het wijzigen van de toelating moet worden beslist door middel van een voor derden-belanghebbenden kenbare beslissing?

Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 4, tweede lid, van de Milieu-Informatierichtlijn4 aldus worden uitgelegd dat bij het ontbreken van een beslissing als in de vorige vraag bedoeld, verweerder, als nationale autoriteit, tot openbaarmaking van gevraagde milieu-informatie moet overgaan wanneer zo'n verzoek na het verlenen van de toelating, respectievelijk na het wijzigen van de toelating wordt gedaan?

Hoe moet het begrip "emissies in het milieu", in artikel 4, tweede lid, van de Milieu-Informatierichtlijn worden uitgelegd, gelet op hetgeen in rubriek 5.5 van deze tussenuitspraak, tegen de achtergrond van de in rubriek 5.2 weergegeven inhoud van de documenten, door partijen hieromtrent is uiteengezet?

a.     Kunnen gegevens die een inschatting geven van de uitstoot van een middel, zijn werkzame stof(fen) en andere bestanddelen naar het milieu als gevolg van het gebruik van het middel aangemerkt worden als "informatie over emissies in het milieu"?

b.     Zo ja, maakt het daarbij uit of deze gegevens zijn verkregen door middel van (semi)veldstudies of andersoortige studies (zoals bijvoorbeeld laboratoriumstudies en translocatiestudies )?

Kunnen als "informatie over emissies in het milieu" worden aangemerkt laboratoriumstudies waarbij de proefopzet erop is gericht om onder gestandaardiseerde omstandigheden geïsoleerde aspecten te onderzoeken en in dat kader veel factoren zoals bijvoorbeeld (klimatologische invloeden) worden uitgesloten en de proeven vaak worden gedaan met - in vergelijking met het gebruik in de praktijk - hoge doseringen?

Moeten in dit verband ook residuen na de toepassing van het middel in de proefopstelling in bijvoorbeeld de lucht of op de bodem, bladeren, pollen of nectar van een gewas (dat is voortgekomen uit behandeld zaad) in honing of op niet- doelwit organismen, onder "emissies in het milieu" worden begrepen?

En geldt dat ook voor de mate van (stof)drift bij de toepassing van het middel in de proefopstelling?

Hebben de woorden "informatie over emissies in het milieu", als bedoeld in artikel 4, tweede lid, tweede alinea, tweede volzin van de Milieu-Informatierichtlijn tot gevolg dat als sprake is van emissies in het milieu de volledige informatiebron openbaar moet worden gemaakt en niet slechts de (meet)gegevens die daaruit eventueel zijn te destilleren?

Moet voor de toepassing van de uitzonderingsgrond voor commerciële of industriële informatie in de zin van artikel 4, tweede lid, onder d, voornoemd, onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds "emissies" en anderzijds "lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu", in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van de Milieu-Informatierichtlijn?

____________

1     Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230, blz. 1).

2     Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309, blz. 1).

3     Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123, blz. 1).

4     Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41, blz. 26).