Language of document : ECLI:EU:C:2015:299

Zaak C‑147/13

Koninkrijk Spanje

tegen

Raad van de Europese Unie

„Beroep tot nietigverklaring – Uitvoering van nauwere samenwerking – Eenheidsoctrooi – Verordening (EU) nr. 1260/2012 – Vertaalregelingen – Discriminatieverbod – Artikel 291 VWEU – Delegatie van bevoegdheden aan organen buiten de Europese Unie – Artikel 118, tweede alinea, VWEU – Rechtsgrondslag – Beginsel van autonomie van het Unierecht”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 5 mei 2015

1.        Europese Unie – Regeling van het taalgebruik – Bestaan van een algemeen beginsel dat elke burger er recht op heeft dat elke handeling die zijn belangen kan raken, in zijn taal wordt gesteld – Geen – Verschillende behandeling van de officiële talen van de Unie – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Rechtvaardiging op grond van het algemeen belang – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Industriële en commerciële eigendom – Octrooirecht – Europees octrooi met eenheidswerking – Verordening nr. 1260/2012 tot vaststelling van de toepasselijke vertaalregelingen – Verschillende behandeling van de officiële talen van de Unie met het oog op de invoering van een eenvormige en eenvoudige vertaalregeling – Passende en evenredige behandeling – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 1260/2012 van de Raad, overwegingen 4, 5 en 16 en art. 3, lid 1)

3.        Instellingen van de Europese Unie – Uitoefening van de bevoegdheden – Delegatie – Delegatie aan het Europees Octrooibureau of aan de lidstaten die deelnemen aan een nauwere samenwerking op het gebied van het eenheidsoctrooi – Geen

[Verordening nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, en 9, lid 1, d) en f); verordening nr. 1260/2012 van de Raad, art. 5 en 6, lid 2]

4.        Handelingen van de instellingen – Keuze van de rechtsgrondslag – Criteria –Verordening nr. 1260/2012 tot vaststelling van de toepasselijke vertaalregelingen voor Europese octrooien met eenheidswerking – Vaststelling op de grondslag van artikel 118, tweede alinea, VWEU – Toelaatbaarheid

(Art. 118, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 1260/2012 van de Raad, art. 3, 4 en 6)

5.        Harmonisatie van de wetgevingen – Industriële en commerciële eigendom – Octrooirecht – Europees octrooi met eenheidswerking – Verordening nr. 1260/2012 tot vaststelling van de toepasselijke vertaalregelingen – Schending van het rechtszekerheidsbeginsel – Geen

[Verordening nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, e), 3, lid 1, en 9; verordening nr. 1260/2012 van de Raad, art. 2, b), 3, lid 2, 4 en 9]

6.        Handelingen van de instellingen – Verordeningen – Rechtstreekse toepasselijkheid – Uitvoeringsbevoegdheid van de lidstaten – Toelaatbaarheid

(Art. 288, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 1260/2012 van de Raad, art. 7, lid 2)

1.        Het gebruik van de talen in de Unie komt in de Verdragen meermaals ter sprake, maar die verwijzingen kunnen niet worden beschouwd als de uitdrukking van een algemeen beginsel van Unierecht volgens hetwelk elke burger van de Unie kan eisen dat alles wat zijn belangen kan raken, onder alle omstandigheden in zijn eigen taal wordt gesteld.

Voor zover een legitiem doel van algemeen belang zou kunnen worden aangevoerd en aangetoond, dient een verschil in behandeling op grond van taal echter in overeenstemming te zijn met het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat het geschikt moet zijn om het beoogde doel te bereiken en niet verder mag gaan dan daarvoor noodzakelijk is. Wat dit laatste betreft, moet het evenwicht niet alleen worden bewaard tussen de belangen van de marktdeelnemers en het algemeen belang wat de procedurekosten betreft, maar ook tussen de belangen van de aanvragers van intellectuele-eigendomstitels en die van de andere marktdeelnemers met betrekking tot de toegang tot de vertaling van documenten die rechten verlenen of tot procedures waarbij verschillende marktdeelnemers betrokken zijn.

(cf. punten 31, 33, 41)

2.        Verordening nr. 1260/2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen, en met name artikel 3, lid 1, daarvan, stelt een verschillende behandeling van de officiële talen van de Unie in, waarbij alleen het Duits, het Engels en het Frans worden gehanteerd. Het besluit van de Raad om bij de vaststelling van de vertaalregelingen voor Europese octrooien met eenheidswerking voor een dergelijke behandeling te kiezen is echter geschikt voor en evenredig aan het met deze verordening nagestreefde legitieme doel, dat erin bestaat een eenvoudige, eenvormige en kosteneffectieve vertaalregeling in te voeren.

Met de bij verordening nr. 1260/2012 ingestelde regeling kan het legitieme doel, de toegang tot octrooibescherming met name voor kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken, immers daadwerkelijk worden bereikt doordat de kosten die voortvloeien uit de eisen op het gebied van vertaling worden gedrukt. Voorts bewaart die regeling het noodzakelijke evenwicht tussen de verschillende aan de orde zijnde belangen en gaat zij bijgevolg niet verder dan nodig is om het nagestreefde legitieme doel te bereiken.

(cf. punten 32, 34, 38, 39, 47)

3.        Aangezien de Raad aan de lidstaten die deelnemen aan een nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming of aan het Europees Octrooibureau geen uitvoerende bevoegdheden heeft gedelegeerd die krachtens het Unierecht aan hem zelf toekomen, zijn de beginselen die het Hof heeft ontwikkeld in zijn rechtspraak inzake delegatie van discretionaire bevoegdheid, niet van toepassing.

Waar artikel 9, lid 1, onder d) en f), van verordening nr. 1257/2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming de deelnemende lidstaten voorschrijft het Europees Octrooibureau te belasten met aanvullende taken, is dat ter uitvoering van de artikelen 143 en 145 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien. Die taken houden nauw verband met de uitvoering van de bij verordening nr. 1257/2012 ingestelde bescherming door eenheidsoctrooien. Dat het Europees Octrooibureau met aanvullende taken wordt belast, is dus het gevolg van het feit dat de deelnemende lidstaten, in hun hoedanigheid van verdragsluitende staten, een bijzondere overeenkomst in de zin van artikel 142 van dat verdrag hebben gesloten.

(cf. punten 60‑63)

4.        De keuze van de rechtsgrondslag van een Uniehandeling moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling.

Het doel van verordening nr. 1260/2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen, die is gebaseerd op artikel 118, tweede alinea, VWEU, bestaat erin een eenvormige en eenvoudige vertaalregeling voor Europese octrooien met eenheidswerking in te voeren. Artikel 4 van verordening nr. 1260/2012 maakt rechtstreeks deel uit van de talenregeling voor het Europees octrooi met eenheidswerking, aangezien het de bijzondere regels vaststelt voor de vertaling van het eenheidsoctrooi in de specifieke context van een geschil. Daar de talenregeling voor het Europees octrooi met eenheidswerking bestaat uit alle bepalingen van deze verordening en met name uit de artikelen 3, 4 en 6, die verschillende situaties beogen te regelen, kan artikel 4 van deze verordening, wat de rechtsgrondslag betreft, niet los worden gezien van de overige bepalingen van deze verordening. Bijgevolg kan niet met succes worden gesteld dat artikel 118, tweede alinea, VWEU niet als rechtsgrondslag voor artikel 4 van verordening nr. 1260/2012 kan dienen.

(cf. punten 68, 69, 73, 74)

5.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 79, 81‑88)

6.        De rechtstreekse toepasselijkheid van een verordening, waarin artikel 288, tweede alinea, VWEU voorziet, veronderstelt dat deze in werking treedt en ten gunste of ten laste van de rechtssubjecten wordt toegepast zonder dat daartoe enige maatregel tot opneming in het nationale recht is vereist, behalve wanneer de betrokken verordening het aan de lidstaten overlaat zelf de wettelijke, bestuursrechtelijke en financiële maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen van de verordening.

Dat is het geval met verordening nr. 1260/2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming met betrekking tot de toepasselijke vertaalregelingen, aangezien de Uniewetgever het aan de lidstaten heeft overgelaten om, met het oog op de toepassing van de bepalingen van deze verordening, een aantal maatregelen vast te stellen binnen het rechtskader van het Verdrag inzake de verlening van Europese Octrooien en een gemeenschappelijk octrooigerecht op te richten, dat essentieel is om de goede werking van dat octrooi, de consistentie van de rechtspraak en dus de rechtszekerheid, alsook de kosteneffectiviteit voor de octrooihouders te waarborgen.

(cf. punten 94, 95)