Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 13 juni 2014 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 9 april 2014 in zaak T-150/12, Griekenland/Commissie

(Zaak C-296/14 P)

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I. Chalkias en A. Vasilopoulou)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

de hogere voorziening toewijzen, het bestreden arrest van het Gerecht in zijn geheel vernietigen op de nader uiteengezette gronden, het beroep van de Helleense Republiek toewijzen, het besluit van de Europese Commissie nietig verklaren en de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het middel van de hogere voorziening betoogt de Helleense Republiek dat het Unierecht is geschonden omdat het Gerecht artikel 107, leden 1 en 3, sub b, VWEU verkeerd heeft uitgelegd en toegepast met betrekking tot het bestaan van de uitzonderlijke omstandigheden waarin de Griekse economie zich in het tijdvak van de feiten bevond.

Meer in het bijzonder wordt met het eerste onderdeel van het middel betoogd dat, gegeven de uitzonderlijke omstandigheden waarin de Griekse economie zich op dat moment bevond, het Gerecht op basis van een onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU heeft geoordeeld dat de betrokken maatregelen een selectief economisch voordeel voor de begunstigden vormde dat de mededinging kon vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten dreigde te beïnvloeden. Met het tweede onderdeel van het middel wordt betoogd dat het Gerecht artikel 107, lid 3, sub b, VWEU verkeerd heeft uitgelegd en toegepast omdat het de werkingssfeer van die bepaling, niettegenstaande de uitzonderlijke omstandigheden waarin de Griekse economie zich op dat moment bevond, heeft beperkt tot de voorwaarden van de mededeling over het communautair bestek voor bijstandsverlening.