Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 juni 2011 door Legris Industries SA tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 maart 2011 in zaak T-376/06, Legris Industries / Commissie

(Zaak C-289/11 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Legris Industries SA (vertegenwoordigers: A. Wachsmann en S. Thibault-Liger, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

-    primair,

op grond van artikel 256 VWEU en artikel 56 van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, het arrest van het Gerecht van 24 maart 2011, Legris Industries/Europese Commissie (T-376/06) volledig vernietigen;

de vorderingen die Legris Industries SA in eerste aanleg voor het Gerecht heeft ingediend toewijzen;

bijgevolg,

beschikking C(2006) 4180 van de Commissie van 20 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 [EG] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/F-1/38.121 - Fittingen), voor zover zij betrekking heeft op Legris Industries SA alsmede de motivering van het dispositief ervan nietig verklaren, voor zover Legris Industries SA daarbij een geldboete wordt opgelegd vanwege de aan haar toe te rekenen praktijken van Comap, en

Legris Industries SA akte verlenen van het feit dat zij de stukken, vorderingen en verzoeken van Comap tegen bovengenoemde beschikking van de Commissie tot de hare maakt;

-    subsidiair, op grond van artikel 261 VWEU, de bij artikel 2, sub g, van bovengenoemde beschikking van de Europese Commissie aan Legris Industries SA opgelegde geldboete van 46,8 miljoen EUR, waarvan 18,56 miljoen hoofdelijk met Comap, nietig verklaren of, op grond van artikel 261 VWEU, die geldboete van 46,8 miljoen EUR passend verlagen;

-    in ieder geval de Europese Commissie in de kosten verwijzen, met inbegrip van die welke Legris Industries SA in de procedure voor het Gerecht heeft gedragen.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante doet haar hogere voorziening op vier middelen steunen.

Met haar eerste middel stelt Legris Industries schending van het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter, voor zover de door het Gerecht uitgevoerde toetsing van de beschikking van de Commissie - welke instelling zowel het verrichten van onderzoek als het opleggen van sancties tot taak heeft - beperkt is gebleven tot kennelijk onjuiste rechtsopvattingen alsmede kennelijke feitelijke vergissingen, en geen toetsing met volledige rechtmacht was op grond van een volledig heronderzoek van de feiten van de zaak en, inzonderheid, van de overgelegde bewijzen.

Met haar tweede middel, dat drie onderdelen omvat, beroept rekwirante zich op schending van de beginselen die de toerekening van een inbreuk op artikel 101 VWEU door een dochtermaatschappij aan de moedermaatschappij beheersen. Met het eerste onderdeel betoogt rekwirante om te beginnen dat de toepassing jegens haar van een de facto onweerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid voor de praktijken van haar dochtermaatschappij Comap Unierechtelijk ontoelaatbaar is, gelet op het repressieve karakter van de opgelegde sanctie. Met het tweede onderdeel stelt zij vervolgens dat de toepassing jegens haar van dat de facto onweerlegbare vermoeden van aansprakelijkheid het gevolg is van de afwijzing van haar argumenten door het Gerecht op basis van een ontoereikende en tegenstrijdige motivering. In het derde onderdeel, ten slotte, beroept rekwirante zich op schending van de rechtspraak volgens welke de toepassing van dat vermoeden van aansprakelijkheid op financiële houdstermaatschappijen zonder operationele activiteiten moet worden afgewezen, alsmede op de beginselen van gelijke behandeling en gewettigd vertrouwen.

Met haar derde middel laakt de moedermaatschappij de schending van de beginselen van gelijke behandeling, van persoonlijke aansprakelijkheid en van het persoonlijk karakter van straffen, welke schending voortvloeit uit het feit dat het Gerecht rekwirante niet heeft toegestaan de door haar dochtermaatschappij Comap aangevoerde middelen tot nietigverklaring van de bestreden beschikking over te nemen, terwijl het rekwirante wel voor de praktijken van Comap aansprakelijk heeft gesteld.

Met haar vierde en laatste middel verzoekt rekwirante ten slotte het Hof om vast te stellen welke de gevolgen zijn voor haar van een eventuele vernietiging van het arrest Comap op grondslag van de door Comap in haar hogere voorziening aangevoerde middelen.

____________