Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 10 maart 2017 – Orsolya Czakó / ERSTE Bank Hungary Zrt.

(Zaak C-126/17)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Orsolya Czakó

Verwerende partij: ERSTE Bank Hungary Zrt.

Prejudiciële vragen

Is, ter bepaling van het bedrag van de leningsovereenkomst, een formulering als die van de bedingen I/1 en II/1 van de aan de orde zijnde overeenkomst, volgens welke het bedrag van 64 731 CHF ter informatie wordt meegedeeld terwijl het maximumbedrag van 8 280 000 HUF als financieringsaanvraag wordt vermeld, en die de vaststelling van het bedrag van de leningsovereenkomst laat afhangen van een rechtsgevolgen sorterende verklaring van de partij die de overeenkomst afsluit met de consument en van de door die partij geboekte gegevens, duidelijk en begrijpelijk zoals vereist door artikel 4, lid 2, en artikel 5 van richtlijn 93/13/EEG1 ?

Ingeval de in de bedingen I/1 en II/1 van de overeenkomst verrichte bepaling niet beantwoordt aan het begrip „duidelijke en begrijpelijke bedingen”, zodat kan worden onderzocht of het om oneerlijke bedingen gaat, en de conclusie vervolgens luidt dat zij inderdaad een oneerlijk karakter hebben, kan de overeenkomst dan in haar geheel ongeldig worden verklaard, nu het nationale recht aan de omstandigheid dat het voorwerp van de overeenkomst niet bepaalbaar is, de consequentie verbindt dat de volledige overeenkomst nietig is?

Ingeval de overeenkomst geldig kan worden verklaard, kan het bedrag dan op de voor de consument meest gunstige wijze worden vastgesteld?

____________

1 Richtlijn van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).