Language of document :

Beroep ingesteld op 21 augustus 2017 – Europese Commissie / Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-503/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Tomat en J. Tomkin, gemachtigden)

Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

Conclusies

voor recht verklaren dat het Verenigd Koninkrijk, door het gebruik van gemerkte brandstof voor particuliere pleziervaartuigen toe te staan, zijn uit richtlijn 95/60/EG1 voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen;

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie is van mening dat het toestaan van de verkoop van gemerkte brandstof voor de aandrijving van particuliere pleziervaartuigen in wezen onverenigbaar is met richtlijn 95/60/EG (betreffende het merken voor fiscale doeleinden). De verplichting tot het merken van brandstof waarvoor een verlaagd accijnstarief geldt, strekt er specifiek toe te waarborgen dat dergelijke brandstof gemakkelijk te onderscheiden is van brandstof waarvoor accijns tegen het volle tarief is betaald. De nationale maatregel heeft evenwel tot gevolg dat, wanneer gemerkte brandstof wordt aangetroffen in de brandstoftank van een particulier pleziervaartuig dat in het Verenigd Koninkrijk brandstof heeft bijgetankt, het onmogelijk is aan de hand van de merkstof te bepalen of op de gebruikte brandstof het volle dan wel een verlaagd accijnstarief is toegepast.

____________

1 Richtlijn 95/60/EG van de Raad van 27 november 1995 betreffende het merken van gasolie en kerosine voor fiscale doeleinden (PB 1995, L 291, blz. 46).