Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 7 september 2017 door Mykola Yanovych Azarov tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 juli 2017 in zaak T-215/15, M. Y. Azarov / Raad van de Europese Unie

(Zaak C-530/17 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Mykola Yanovych Azarov (vertegenwoordigers: A. Egger en G. Lansky, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

1.    het arrest van het Gerecht van 7 juli 2017 in zaak T-215/15 vernietigen;

2.    de zaak zelf afdoen en besluit (GBVB) 2015/3641 van de Raad van 5 maart 2015 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne alsmede uitvoeringsverordening (EU) 2015/3572 van de Raad van 5 maart 2015 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 208/2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne, nietig verklaren voor zover deze besluiten rekwirant betreffen en de Raad verwijzen in de kosten van de procedures voor het Gerecht en het Hof;

3.    subsidiair bij de onder 2. opgenomen vordering, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor verdere afdoening met in achtneming van de beoordeling rechtens in het arrest van het Hof en de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant voert de volgende middelen aan:

(1)     Het Gerecht heeft artikel 296 VWEU alsmede artikel 41 van het Handvest van de grondrechten niet nageleefd door te oordelen dat de Raad de beperkende maatregelen rechtens genoegzaam heeft gemotiveerd. De Raad heeft de gronden niet specifiek en concreet genoeg weergegeven.

(2) Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad de grondrechten niet heeft geschonden. Het Gerecht heeft inzake de inbreuk op het eigendomsrecht alsmede de vrijheid van ondernemerschap, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. In het bijzonder heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de maatregelen passend en evenredig waren. Bovendien heeft het Gerecht procedurefouten gemaakt en procedurele rechten geschonden.

(3) Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad zijn discretionaire bevoegdheid niet heeft misbruikt. Ten eerste heeft het Gerecht geen op rekwirant betrekking hebbende concrete toetsing doorgevoerd. Ten tweede heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door ervan uit te gaan dat het gebrek aan concreet bewijs niet van belang is.

(4) Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad het recht op behoorlijk bestuur niet heeft geschonden. Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij zijn betoog omtrent de verplichting tot onpartijdigheid van de Raad. Ten tweede heeft het Gerecht de omvang van de plicht tot zorgvuldig onderzoek miskend. In dit verband is ook sprake van schending van verzoekers procedurele rechten.

(5) Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad geen „kennelijke beoordelingsfout” heeft gemaakt. Ten eerste heeft het Gerecht zijn controleplicht ten aanzien van de bestreden rechtshandeling miskend door niet over te gaan tot toetsing van de ter vaststelling van de bestreden rechtshandeling gevolgde procedure. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Raad zich op slechts een Oekraïense brief kon baseren. Daarmee heeft het Gerecht veronachtzaamd dat de Raad verplicht was om aanvullend onderzoek te doen. Voorts heeft het Gerecht de strekking van de recente rechtspraak van het Hof over beperkende maatregelen miskend. Bovendien heeft het Gerecht in vergaande mate zuiver politieke argumenten aangevoerd en de betekenis van grondrechten in een derde land miskend.

____________

1 PB 2015, L 62, blz. 25.

2 PB 2015, L 62, blz. 1.