Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland) op 16 mei 2017 – Αnodiki Services EPE / GNA „Ο Εvaggelismos – Ofthalmiatreio Αthinon – Polykliniki”, Geniko Nosokomeio Athinon „Georgios Gennimatas”, Geniko Ogkologiko Nosokomeio Kifisias – (GONK) „Oi Agioi Anargyroi”

(Zaak C-260/17)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Αnodiki Ypiresies Diacheirisis Perivallontos, Oikonomias, Dioikisis EPE (Αnodiki Services EPE)

Verwerende partijen: GNA „Ο Εvaggelismos – Ofthalmiatreio Αthinon – Polykliniki”, Geniko Nosokomeio Athinon „Georgios Gennimatas”, Geniko Ogkologiko Nosokomeio Kifisias – (GONK) „Oi Agioi Anargyroi”

Prejudiciële vragen

Moet artikel 10, onder g), van richtlijn 2014/241 aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst als „arbeidsovereenkomst” kan worden aangemerkt wanneer sprake is van een overeenkomst voor arbeid in een ondergeschiktheidsverhouding, of moet de overeenkomst zodanige kenmerkende eigenschappen (bij voorbeeld op het gebied van het soort werk, specifieke bedingen, de kwalificatie van de sollicitanten en de selectieprocedure) vertonen dat de selectie van iedere werknemer het resultaat is van een individuele beoordeling en een subjectieve waardering van de betrokken persoon door de werkgever? Kunnen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die worden gesloten op basis van objectieve criteria, zoals de periode van werkloosheid van de sollicitant, ervaring en het aantal minderjarige kinderen, na formele verificatie van de benodigde documenten en volgens een vooraf vastgelegde procedure waarbij punten worden toegekend op basis van bovenstaande criteria, zoals de overeenkomsten bedoeld in artikel 63 van wet 4430/2016, worden beschouwd als „arbeidsovereenkomsten” in de zin van artikel 10, onder g), van richtlijn 2014/24?

Moeten richtlijn 2014/24 (artikelen 1, lid 4, 18, leden 1 en 2, 19, lid 1, 32 en 57, gelezen in samenhang met overweging 5 van de considerans), het VWEU (artikelen 49 en 56), het Handvest van de grondrechten (artikelen 16 en 52) en de beginselen van gelijke behandeling, transparantie en evenredigheid aldus worden uitgelegd dat de overheidsinstanties gebruik kunnen maken van andere middelen dan openbare aanbestedingen, arbeidsovereenkomsten daaronder begrepen, voor het verrichten van hun werkzaamheden van algemeen belang, en in voorkomend geval onder welke voorwaarden, wanneer die middelen niet een blijvende organisatie van de openbare dienst meebrengen, maar – zoals in het geval van artikel 63 van wet 4430/2016 – worden gebruikt voor bepaalde tijd om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke omstandigheden en op gronden die verband houden met een doeltreffende mededinging en de rechtmatigheid van het handelen van de op de markt voor openbare aanbestedingen werkzame ondernemingen? Kunnen zodanige redenen en omstandigheden zoals de onmogelijkheid om de openbare aanbestedingen zonder hindernissen uit te voeren of het nastreven van een hogere winst dan (mogelijk zou zijn) met een openbare aanbesteding, worden aangemerkt als dwingende redenen van algemeen belang die rechtvaardigen dat een maatregel wordt getroffen die de ondernemersactiviteit in de sector van de openbare aanbestedingen qua omvang en que duur ernstig beperkt?

Is tegen besluiten van een overheidsinstantie zoals de in het hoofdgeding bestreden besluiten, betreffende een overeenkomst die wordt geacht buiten het toepassingsgebied van richtlijn 2014/24 te vallen (bij voorbeeld omdat het een „arbeidsovereenkomst” betreft), de beroepsprocedure van richtlijn 89/6652 , zoals gedefinieerd in artikel 1 van die richtlijn, zoals gewijzigd, uitgesloten wanneer het beroep wordt ingesteld door een marktdeelnemer die er rechtmatig belang bij heeft dat een dergelijke overheidsopdracht aan hem wordt gegund en die verklaart dat aan richtlijn 2014/24 ten onrechte geen uitvoering is gegeven omdat zij werd geacht niet van toepassing te zijn?

____________

1     Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB 2014, L 94, blz. 65).

2     Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB 1989, L 395, blz. 33).