Language of document :

Beroep ingesteld op 18 augustus 2017 – Europese Commissie / Republiek Slovenië

(Zaak C-506/17)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Sanfrutos Cano, M. Žebre)

Verwerende partij: Republiek Slovenië

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Slovenië met betrekking tot elk van de volgende stortplaatsen: Dragonja, Dvori, Rakek – Pretržje, Bukovžlak – Cinkarna, Suhadole, Lokovica, Mislinjska Dobrava, Izola, Mozelj, Dolga Poljana, Dolga vas, Jelšane, Volče, Stara gora, Stara vas, Dogoše, Mala gora, Tuncovec – steklarna, Tuncovec – OKP, en Bočna – Podhom, de krachtens artikel 14, onder b), van richtlijn 1999/31/EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen doordat zij niet de nodige maatregelen heeft getroffen om stortplaatsen waarvoor niet overeenkomstig artikel 8 een vergunning tot voortzetting van de exploitatie is verleend zo spoedig mogelijk te sluiten overeenkomstig artikel 7, onder g), en artikel 13 van dezelfde richtlijn;

vast te stellen dat de Republiek Slovenië, wat de stortplaats Ostri Vrh betreft, de krachtens artikel 14, onder c), van richtlijn 1999/31/EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen doordat zij niet de nodige maatregelen heeft getroffen om de noodzakelijke werkzaamheden goed te keuren, de overgangsperiode om het aanpassingsplan volledig uit te voeren vast te stellen en te voldoen aan de eisen van die richtlijn, in strijd met de voorschriften van punt 1 van bijlage I, binnen acht jaar na de in artikel 18, lid 1, van die richtlijn bepaalde datum;

de Republiek Slovenië verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

1.    Overeenkomstig artikel 14 van richtlijn 1999/31/EG (hierna: „richtlijn”) moeten de lidstaten maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat bestaande stortplaatsen, dat wil zeggen stortplaatsen waarvoor een vergunning is verleend of die op het tijdstip van de omzetting van de richtlijn, dat wil zeggen op 16 juli 2001 (in het geval van Slovenië op 1 mei 2004, de datum van haar toetreding tot de Unie) reeds in gebruik zijn, worden getoetst aan de eisen van de richtlijn, en om, op basis van deze beoordelingen, deze stortplaatsen zo spoedig mogelijk te sluiten dan wel vast te stellen dat zij voldoen aan de eisen van de richtlijn voor de overgangsperiode van acht jaar, die op 16 juli 2009 is geëindigd. Deze periode geldt ook voor Slovenië, waarvoor de Toetredingsverdragen in dit verband niet voorzien in enige overgangsperiode.

2.    In het licht van de verklaringen van de Republiek Slovenië in het kader van de precontentieuze procedure en rekening houdend met de beslissingen van de Sloveense administratieve autoriteiten, zoals deze naar voren komen uit de verschillende exploitatievergunningen die werden verleend tijdens de sluitings- en nazorgprocedure, komt de Commissie terecht tot de conclusie dat wat zeven stortplaatsen (Mislinjska Dobrava, Volče, Izola, Dragonja, Dvori, Mozelj, Tuncovec – OKP) betreft, de sluitingswerkzaamheden nog aan de gang zijn, en dat daarom de Republiek Slovenië wat die stortplaatsen betreft, de krachten artikel 14, onder b), van richtlijn 2004/45/EG op haar rustende verplichtingen nog niet is nagekomen.

3.    Op basis van een analyse van alle beschikbare informatie en rekening houdend met de verklaringen van de Republiek Slovenië in de precontentieuze procedure en gelet op het ontbreken van enig tegenbewijs, blijkt dat voor vijf stortplaatsen (Bočna - Podhom, Dogoše, Mala gora, Tuncovec – steklarna en Stara vas) nog geen definitieve beslissing over de sluiting is genomen, zoals vereist door artikel 14, onder b), juncto artikel 13, onder b), van de richtlijn, ondanks de verklaringen van de Republiek Slovenië dat de sluiting in de meeste gevallen zou zijn afgerond. De Commissie is derhalve van oordeel dat de Republiek Slovenië ook met betrekking tot deze vijf stortplaatsen de krachten artikel 14, onder b), van de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

4.    Op basis van een analyse van alle beschikbare informatie en rekening houdend met de verklaringen van de Republiek Slovenië in de precontentieuze procedure en gelet op het ontbreken van enig tegenbewijs, blijkt dat voor acht stortplaatsen (Dolga vas, Jelšane, Stara gora, Rakek – Pretržje, Lokovica, Dolga Poljana, Bukovžlak-Cinkarna, Suhadole) nog geen definitieve beslissing over de sluiting is genomen, zoals vereist door artikel 14, onder b), juncto artikel 13, onder b), en dat de sluitingswerkzaamheden nog aan de gang zijn. De Commissie is derhalve van oordeel dat de Republiek Slovenië ook met betrekking tot deze acht stortplaatsen, de krachten artikel 14, onder b), van de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

5.    De Republiek Slovenië heeft nooit ook maar het minste bewijs geleverd dat in het geval van de stortplaats Ostri Vrh een milieuvergunning voor de voortzetting van de exploitatie is verleend voordat de termijn voor de beantwoording van het met redenen omkleed advies was verstreken (noch op het tijdstip waarop het onderhavige beroep is ingesteld), waardoor zij haar verplichtingen uit hoofde van artikel 14, onder c), had kunnen nakomen. Voorts constateert de Commissie dat uit de a posteriori verleende vergunning voor de exploitatie tijdens de sluitings- en nazorgprocedure blijkt dat de sluitingswerkzaamheden nog aan de gang zijn en uiterlijk op 30 mei 2019 moeten worden afgerond, en dat de Republiek Slovenië bijgevolg in casu de krachtens artikel 14 van de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

____________