Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 31 juli 2017 – Valériane SNC / Ministre de l’Action et des Comptes Publics

(Zaak C-460/17)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Valériane SNC

Verwerende partij: Ministre de l’Action et des Comptes Publics

Prejudiciële vraag

Moet artikel 17 van de Zesde btw-richtlijn van 17 mei 19771 , waarvan de bepalingen in wezen zijn overgenomen in artikel 168 van de richtlijn van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde2 , aldus worden uitgelegd dat, om een belastingplichtige het recht te ontzeggen de belasting vermeld op facturen die verband houden met goederen of diensten waarvan de belastingdienst aantoont dat zij niet daadwerkelijk aan hem zijn geleverd of voor hem zijn verricht, in aftrek te brengen van de belasting over de toegevoegde waarde die hij op basis van zijn eigen handelingen is verschuldigd, in alle gevallen moet worden onderzocht of werd aangetoond dat hij wist of behoorde te weten dat deze handeling deel uitmaakte van fraude in de belasting over de toegevoegde waarde en dat die fraude was begaan op initiatief van de opsteller van de factuur, de ontvanger ervan of een derde?

____________

1 Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1).

2 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).