Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 21 december 2011 [verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice, Queen's Bench Division (Administrative Court) - Verenigd Koninkrijk] - The Air Transport Association of America, American Airlines Inc., Continental Airlines Inc., United Airlines Inc. / The Secretary of State for Energy and Climate Change

(Zaak C-366/10)

(Verzoek om prejudiciële beslissing - Richtlijn 2003/87/EG - Regeling voor handel in broeikasgasemissierechten - Richtlijn 2008/101/EG - Opneming van luchtvaartactiviteiten in deze regeling - Geldigheid - Verdrag van Chicago - Protocol van Kyoto - Luchtvaartovereenkomst Europese Unie-Verenigde Staten - Beginselen van internationaal gewoonterecht - Rechtsgevolgen - Inroepbaarheid - Extraterritoriaal karakter van recht van Unie - Begrippen "kosten en lasten" en "heffingen")

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice, Queen's Bench Division (Administrative Court)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: The Air Transport Association of America, American Airlines Inc., Continental Airlines Inc., United Airlines Inc.

Verwerende partij: The Secretary of State for Energy and Climate Change

in tegenwoordigheid van: International Air Transport Association (IATA), National Airlines Council of Canada (NACC), Aviation Environment Federation, WWF-UK, European Federation for Transport and Environment, Environmental Defense Fund, Earthjustice

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - High Court of Justice, Queen's Bench Division (Administrative Court) - Geldigheid van richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB 2009, L 8, blz. 3) - Inroepbaarheid van bepaalde regels en/of voorschriften van internationaal recht

Dictum

In omstandigheden als die van het hoofdgeding kunnen van de door de verwijzende rechter genoemde beginselen en bepalingen van het internationale recht, met het oog op de beoordeling van de geldigheid van richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, alleen worden ingeroepen:

-    enerzijds, binnen de grenzen van het onderzoek of de Unie blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling van haar bevoegdheid, naar die beginselen, om die richtlijn vast te stellen:

-    het beginsel dat elke staat de volledige en uitsluitende soevereiniteit over zijn eigen luchtruim heeft;

-    het beginsel volgens hetwelk geen enkele staat rechtmatig soevereiniteit over een deel van de volle zee kan claimen, en

-    het beginsel inzake de vrijheid om over de volle zee te vliegen,

-    anderzijds:

-    de artikelen 7 en 11, lid 1 en lid 2, sub c, van de op 25 en 30 april 2007 tussen Verenigde Staten van Amerika enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds gesloten Overeenkomst inzake luchtvervoer, zoals gewijzigd bij het Protocol, en

-    artikel 15, lid 3, van die overeenkomst, gelezen in samenhang met de artikelen 2 en 3, lid 4, ervan.

Bij het onderzoek van richtlijn 2008/101 is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van deze richtlijn kunnen aantasten.

____________

1 - PB C 260 van 25.9.2010.