Language of document : ECLI:EU:C:2013:139

Zaak C‑547/10 P

Zwitserse Bondsstaat

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Externe betrekkingen – Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer – Verordening (EEG) nr. 2408/92 – Toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes – Artikelen 8 en 9 – Werkingssfeer – Uitoefening van vervoersrechten – Beschikking 2004/12/EG – Duitse maatregelen met betrekking tot aanvliegen van luchthaven van Zürich – Motiveringsplicht – Non-discriminatie – Evenredigheid – Bewijslast”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 7 maart 2013

1.        Vervoer – Luchtvervoer – Toegang van communautaire vervoerders tot intracommunautaire routes – Maatregelen van lidstaat om uitoefening van vervoersrechten te beperken of te weigeren – Toepassingsvoorwaarden

(Verordening nr. 2408/92 van de Raad, art. 8, lid 2, en 9, lid 1)

2.        Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang

(Art. 296 VWEU)

3.        Internationale overeenkomsten – Overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer – Uitlegging – Toepassing van uitlegging van Unierechtelijke bepalingen inzake vrij verrichten van diensten op die overeenkomst – Daarvan uitgesloten

(Overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer)

4.        Vervoer – Luchtvervoer – Toegang van communautaire vervoerders tot intracommunautaire routes – Exploitatievoorschriften betreffende uitoefening van vervoersrechten – Onderzoek door de Commissie van maatregel van lidstaat ter uitvoering daarvan – Voorwerp van dat onderzoek in het kader van overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer

(Overeenkomst EG-Zwitserland inzake luchtvervoer, art. 15, lid 1; verordening nr. 2408/92 van de Raad, art. 8, leden 1‑3)

5.        Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van feiten en bewijsmateriaal – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door het Hof van beoordeling van feiten en bewijsmateriaal – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Art. 256, lid 1, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

1.        De omstandigheid dat een lidstaat de uitoefening van luchtvervoersrechten onderwerpt aan bekendgemaakte nationale, regionale of plaatselijke exploitatievoorschriften betreffende in het bijzonder de bescherming van het milieu, betekent niet dat hij een voorwaarde voor de uitoefening van deze rechten oplegt in de zin van artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2408/92 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes. In dat geval zou artikel 8, lid 2, van die verordening zonder betekenis raken.

Artikel 9 van deze verordening heeft immers betrekking op een specifieke categorie exploitatievoorschriften voor de uitoefening van vervoersrechten, te weten, volgens lid 1 ervan, op die welke deze uitoefening aan voorwaarden onderwerpen, beperken of weigeren. In dat verband bevatten de in dat artikel 9 bedoelde maatregelen in wezen een minstens voorwaardelijk of gedeeltelijk verbod op die uitoefening.

(cf. punten 54‑58)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 67)

3.        Aangezien de Zwitserse Bondsstaat niet is toegetreden tot de interne markt van de Unie, die ertoe strekt alle hinderpalen op te heffen teneinde een ruimte van volledige vrijheid van verkeer zoals op een nationale markt te scheppen, met onder meer een vrij verrichten van diensten, kan de aan de Unierechtelijke bepalingen over deze interne markt gegeven uitlegging niet automatisch worden getransponeerd op de uitlegging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, behoudens uitdrukkelijke bepalingen in die zin in deze overeenkomst zelf. Die overeenkomst bevat in dat verband geen specifieke bepaling die ertoe strekt de Unierechtelijke bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten te doen gelden voor de betrokken luchtvaartmaatschappijen, zodat de aan die bepalingen gegeven uitlegging niet kan worden getransponeerd op die van deze overeenkomst.

(cf. punten 79‑81)

4.        De Commissie mag geen rekening houden met de eventuele rechten van luchthavenexploitanten in de Zwitserse Bondsstaat of omwonenden van luchthavens wanneer zij overeenkomstig artikel 8, lid 3, van verordening nr. 2408/92 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes een maatregel van een lidstaat ter uitvoering van die richtlijn onderzoekt.

Volgens artikel 15, lid 1, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer worden aan luchtvaartmaatschappijen van de Unie en de Zwitserse Bondsstaat immers vervoersrechten verleend tussen ongeacht welk punt in Zwitserland en ongeacht welk punt in de Unie met inachtneming van het bepaalde in die verordening. In dat verband onderwerpt artikel 8, lid 2, van die verordening de uitoefening van deze rechten aan bekendgemaakte, in het bijzonder nationale, regionale of plaatselijke exploitatievoorschriften betreffende de veiligheid, de bescherming van het milieu en de toewijzing van „slots”. Het in dat artikel 8, lid 3, bedoelde onderzoek inzake de toepassing van de leden 1 en 2 van dat artikel kan dus slechts betrekking hebben op de voorwaarden voor de uitoefening van die rechten op de betrokken luchtroutes in het licht van de toepassing van die voorschriften of de in lid 1 bedoelde maatregelen.

(cf. punten 85, 87, 88)

5.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 99, 100)