Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 8 augustus 2017 door Guardian Europe Sàrl tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 7 juni 2017 in zaak T-673/15, Guardian Europe/Europese Unie

(Zaak C-479/17 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Guardian Europe Sàrl (vertegenwoordigers: C. O’Daly, Solicitor, F. Louis, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Unie, vertegenwoordigd door (1) het Hof van Justitie van de Europese Unie en (2) de Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest te vernietigen voor zover in punt 3 van het dictum een deel van de op artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gebaseerde vordering tot schadevergoeding van Guardian Europe is afgewezen;

vast te stellen dat het Hof zelf ten gronde uitspraak kan doen over rekwirantes schadevorderingen en dienovereenkomstig

de Europese Unie, vertegenwoordigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, te veroordelen om Guardian Europe te vergoeden voor de schade die voortvloeit uit de omstandigheid dat het Gerecht geen uitspraak heeft gedaan binnen een redelijke termijn, in overeenstemming met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, namelijk de volgende bedragen: i) 1 388 000 EUR uit hoofde van gemiste kansen of winstderving; ii) 143 675,78 EUR uit hoofde van extra kosten voor het stellen van een garantie, en iii) immateriële schade uitgedrukt als een passend percentage van de in de beschikking aan Guardian opgelegde geldboete;

de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie, te veroordelen om Guardian te vergoeden voor de schade die voortvloeit uit de schending door de Commissie en het Gerecht van het beginsel van gelijke behandeling, namelijk de volgende bedragen: i) 7 712 000 EUR uit hoofde van gemiste kansen of winstderving, en ii) immateriële schade uitgedrukt als een passend percentage van de in de beschikking aan Guardian opgelegde geldboete;

compensatoire rente toe te kennen over de bedragen vermeld onder a) (vanaf 27 juli 2010 tot de dag van de uitspraak van het Hof op de onderhavige hogere voorziening) en onder b) (vanaf 19 november 2010 tot de dag van de uitspraak van het Hof op de onderhavige hogere voorziening), tegen het door Eurostat voor de betrokken periode in de lidstaat van vestiging van Guardian Europe (Luxemburg) vastgestelde jaarlijkse inflatiepercentage;

vertragingsrente toe te kennen over de onder a) en b) vermelde bedragen vanaf de uitspraak van het Hof op de onderhavige hogere voorziening tot aan de volledige voldoening ervan, tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank (ECB) voor zijn basisherfinancieringstransacties heeft vastgesteld, vermeerderd met twee procentpunten;

voor zover relevant, subsidiair aan 2), onder a) tot en met d), de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht om het beroep ten gronde te beoordelen, en

verwerende partijen te verwijzen in de kosten van rekwirante in verband met deze hogere voorziening en de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden en het Unierechtelijke begrip „onderneming” niet toegepast waar het tot de conclusie is gekomen dat Guardian Europe geen winstverlies had geleden doordat het Gerecht niet binnen een redelijke termijn uitspraak had gedaan in zaak T-82/08, Guardian Industries Corp. en Guardian Europe Sàrl/Commissie;

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden, het Unierechtelijke begrip „onderneming” niet toegepast , en materieel onjuiste conclusies getrokken, waarbij deze onjuistheid blijkt uit de aan het Gerecht overgelegde documenten, door te oordelen dat de door Guardian Europe geleden schade slechts 82 % bedroeg van de garantiekosten tijdens de periode van de onredelijke vertraging in de zaak T-82/08, Guardian Industries Corp. en Guardian Europe Sàrl/Commissie;

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden waar het tot de conclusie is gekomen dat Guardian Europe geen immateriële schade had geleden doordat niet binnen een redelijke termijn uitspraak was gedaan in zaak T-82/08, Guardian Industries Corp. en Guardian Europe Sàrl/Commissie;

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden en het Unierechtelijke begrip „onderneming” niet toegepast waar het heeft geoordeeld dat de schending van het beginsel van gelijke behandeling in beschikking C(2007) 5791 definitief1 van de Commissie (Vlakglas), en in het arrest van het Gerecht in zaak T-82/08, Guardian Industries Corp. en Guardian Europe Sàrl/Commissie, voor Guardian Europe niet had geresulteerd in winstverlies;

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden waar het heeft geoordeeld dat de schending van het beginsel van gelijke behandeling in beschikking C(2007) 5791 definitief van de Commissie (Vlakglas), en in het arrest van het Gerecht in zaak T-82/08, Guardian Industries Corp. en Guardian Europe Sàrl/Commissie, voor Guardian Europe niet had geresulteerd in immaterieel verlies, en

Het Gerecht heeft in zijn arrest artikel 268 en artikel 340, tweede alinea, VWEU geschonden waar het heeft geoordeeld dat alleen een rechterlijke beslissing die afkomstig is van een rechter die in laatste instantie rechtspreekt – en dus niet het Gerecht – kan resulteren in aansprakelijkheid voor schade wegens schending van het Unierecht.

____________

1 Beschikking C(2007) 5791 definitief van de Commissie van 28 november 2007 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39165 – Vlakglas).