Language of document : ECLI:EU:C:2012:454

Zaak C‑176/11

HIT hoteli, igralnice, turizem dd Nova Gorica
en
HIT LARIX, prirejanje posebnih iger na srečo in turizem dd

tegen

Bundesminister für Finanzen

[verzoek van het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Artikel 56 VWEU – Beperking van vrij verrichten van diensten – Kansspelen – Regeling van lidstaat die reclame voor in andere staten gelegen casino’s verbiedt, wanneer niveau van wettelijke bescherming van spelers in deze staten niet overeenstemt met op nationaal vlak gewaarborgd niveau – Rechtvaardiging – Dwingende redenen van algemeen belang – Evenredigheid”

Samenvatting van het arrest

Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Kansspelen – Nationale regeling die reclame voor in andere lidstaat gelegen casino’s slechts toestaat indien die staat niveau van wettelijke bescherming van spelers waarborgt dat gelijkwaardig is aan door nationale regeling gewaarborgd niveau – Toelaatbaarheid

(Art. 56 VWEU)

Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat die reclame in deze lidstaat voor in een andere lidstaat gelegen casino’s slechts toestaat wanneer de wettelijke bepalingen inzake spelersbescherming van die andere lidstaat waarborgen bieden die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van de overeenkomstige wettelijke bepalingen van de eerste lidstaat.

Een dergelijke regeling vormt een beperking van het in artikel 56 VWEU gewaarborgde vrij verrichten van diensten, maar kan worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, zoals de bescherming van de consument, fraudebestrijding en het doel te voorkomen dat burgers tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord. De door de lidstaten opgelegde beperkingen moeten evenwel voldoen aan het evenredigheidsbeginsel. Bij gebreke van harmonisatie ter zake zijn de lidstaten vrij om hun beleidsdoelstellingen op het gebied van kansspelen te bepalen en om het gewenste beschermingsniveau nauwkeurig te omlijnen. Bijgevolg gaat de betrokken regeling niet verder dan nodig is, wanneer zij de verkrijging van de vergunning om reclame te maken enkel afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de bescherming die tegen de gevaren van het spel wordt geboden, van een in wezen gelijkwaardig niveau is als de bescherming die zij zelf biedt.

Dit zou anders zijn – zodat die regeling als onevenredig zou moeten worden beschouwd – indien zij eiste dat in de andere lidstaat identieke regels gelden, of indien zij regels bevatte zonder rechtstreeks verband met de bescherming tegen de gevaren van het spel.

(cf. punten 19‑22, 24, 31‑32, 36 en dictum)