Language of document : ECLI:EU:C:2004:453

Zaak C‑443/02

Strafzaak

tegen

Nicolas Schreiber

(verzoek van het Tribunale di Pordenone om een prejudiciële beslissing)

„Artikel 28 EG – Richtlijn 98/8/EG – Op markt brengen van biociden – Nationale maatregel waarbij toelating wordt vereist voor op markt brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen”

Samenvatting van het arrest

1.        Harmonisatie van wetgevingen – Beperking van op markt brengen van gevaarlijke stoffen en preparaten – Richtlijn 98/8 betreffende biociden – Begrip biociden – Blokjes rodecederhout – Daaronder begrepen – Nationale regeling die voorafgaande toelating vereist voor op markt brengen – Toelaatbaarheid

(Richtlijn 98/8 van het Europees Parlement en de Raad, art 2, lid 1, sub a, en 3, lid 2, sub ii)

2.        Harmonisatie van wetgevingen – Biociden – Richtlijn 98/8 – Product dat in andere lidstaat zonder voorafgaande toelating op markt is gebracht – Regeling van andere lidstaat die toelating vereist voor op markt brengen van zelfde product – Toelaatbaarheid

(Richtlijn 98/8 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 1)

3.        Vrij verkeer van goederen – Kwantitatieve beperkingen – Maatregelen van gelijke werking – Nationale regeling die zonder voorafgaande toelating op markt brengen van biociden verbiedt – Rechtvaardiging – Bescherming van volksgezondheid – Evenredigheid van maatregel – Toelaatbaarheid

(Art. 28 EG en 30 EG)

1.        Artikel 3, lid 2, sub ii, van richtlijn 98/8 betreffende het op de markt brengen van biociden, verzet zich niet ertegen dat een lidstaat een voorafgaande toelating vereist voor het in de handel brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen.

Zulke blokjes kunnen namelijk niet worden gekwalificeerd als een product dat alleen een „basisstof” voor gebruik als biocide bevat, zodat zij in een lidstaat zonder voorafgaande toelating of registratie op de markt kunnen worden gebracht, doch moeten als een „biocide” in de zin van richtlijn 98/8 worden gekwalificeerd, omdat zij worden verkocht als mottenwerend middel met een werkzame stof die een afwerend effect heeft op deze schubvleugelige insecten, en voorkomen op de lijst van soorten biociden in bijlage V bij deze richtlijn. In dit verband kan de omstandigheid dat de werkzame stof naar haar aard een afwerend effect heeft, de kwalificatie van de betrokken tabletten als „biocide” niet uitsluiten.

(cf. punten 28, 30, 32‑33, dictum 1)

2.        Artikel 4, lid 1, van richtlijn 98/8 betreffende het op de markt brengen van biociden, verzet zich niet ertegen dat een lidstaat het in de handel brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen, die in een andere lidstaat wettig op de markt zijn gebracht zonder dat aldaar een toelating of registratie nodig was, aan een voorafgaande toelating onderwerpt.

(cf. punt 39, dictum 2)

3.        Een nationaal stelsel waarbij voor het op de markt brengen van blokjes rodecederhout met natuurlijke mottenwerende eigenschappen, die in een andere lidstaat wettig op de markt zijn gebracht zonder dat aldaar een toelating of registratie nodig was, een voorafgaande toelating wordt vereist, vormt een met artikel 28 EG strijdige maatregel van gelijke werking die evenwel als gerechtvaardigd kan worden beschouwd om redenen die verband houden met de bescherming van de volksgezondheid in de zin van artikel 30 EG, indien dit toelatingsstelsel beantwoordt aan de mate waarin de betrokken lidstaat de volksgezondheid wil beschermen met betrekking tot het op de markt brengen van biociden, en dus niet onevenredig is aan dat doel.

(cf. punten 49‑50, dictum 3)