Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2015 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court - Ierland) – Maximillian Schrems / Data Protection Commissioner

(Zaak C-362/14)1

(Prejudiciële verwijzing – Persoonsgegevens – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van die gegevens – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 7, 8 en 47 – Richtlijn 95/46/EG – Artikelen 25 en 28 – Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – Beschikking 2000/520/EG – Doorgifte van persoonsgegevens naar de Verenigde Staten – Passend beschermingsniveau – Geldigheid – Klacht van een natuurlijke persoon van wie de gegevens vanuit de Europese Unie naar de Verenigde Staten zijn doorgegeven – Bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Maximillian Schrems

Verwerende partij: Data Protection Commissioner

Dictum

Artikel 25, lid 6, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29 september 2003, gelezen in samenhang met de artikelen 7, 8 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat een krachtens die bepaling vastgestelde beschikking, zoals beschikking 2000/520/EG van de Commissie van 26 juli 2000 overeenkomstig richtlijn 95/46 betreffende de gepastheid van de bescherming geboden door de Veiligehavenbeginselen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de daarmee verband houdende Vaak gestelde vragen, die door het ministerie van Handel van de Verenigde Staten zijn gepubliceerd, waarbij de Commissie constateert dat een derde land waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, er niet aan in de weg staat dat een toezichthoudende autoriteit van een lidstaat in de zin van artikel 28 van deze richtlijn kan overgaan tot het onderzoek van een verzoek van een persoon met betrekking tot de bescherming van zijn rechten en vrijheden in verband met de verwerking van op hem betrekking hebbende persoonsgegevens die vanuit een lidstaat naar dat derde land zijn doorgegeven, wanneer die persoon aanvoert dat het geldende recht en de praktijk in dat land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau bieden.

Beschikking 2000/520 is ongeldig.

____________

1 PB C 351 van 6.10.2014.