Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Justice (Chancery Division) (England and Wales) op 11 augustus 2010 - SAS Institute Inc. / World Programming Ltd

(Zaak C-406/10)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Justice (Chancery Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SAS Institute Inc.

Verwerende partij: World Programming Ltd

Prejudiciële vragen

A.    Wat de uitlegging betreft van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's1 en van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (gecodificeerde versie)2:

1.    Wanneer een computerprogramma (hierna: "Eerste programma") auteursrechtelijk wordt beschermd als een werk van letterkunde, dient artikel 1, lid 2, dan in die zin te worden uitgelegd dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien een concurrent van de houder van het auteursrecht zonder toegang tot de broncode van het Eerste programma, rechtstreeks of via een procedé zoals de decompilatie van de object code, een ander programma (hierna: "Tweede programma") creëert dat de functies van het Eerste programma kopieert?

2.    Wordt het antwoord op vraag 1 beïnvloed door een van de volgende factoren:

a)    de aard en/of omvang van de functionaliteit van het Eerste programma;

b)    de aard en/of omvang van de deskundigheid, het inzicht en de arbeid die/dat de auteur van het Eerste programma heeft aangewend bij het ontwerp van de functionaliteit van het Eerste programma;

c)    het niveau van detail waarmee de functionaliteit van het Eerste programma is gereproduceerd in het Tweede programma;

d)    indien de broncode van het Tweede programma bij de reproductie van aspecten van de broncode van het Eerste programma verder is gegaan dan strikt noodzakelijk was om dezelfde functionaliteit als het Eerste programma te verkrijgen?

3.    Wanneer het Eerste programma toepassingsprogramma's omzet en uitvoert die door gebruikers van het Eerste programma zijn geschreven in een programmeertaal die is ontworpen door de auteur van het Eerste programma en trefwoorden omvat die zijn bedacht of gekozen door de auteur van het Eerste programma alsook een syntaxis die is bedacht door de auteur van het Eerste programma, dient artikel 1, lid 2, dan in die zin te worden uitgelegd dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien het Tweede programma aldus is geschreven dat het dergelijke toepassingsprogramma's met gebruikmaking van dezelfde trefwoorden en dezelfde syntaxis omzet en uitvoert?

4.    Wanneer het Eerste programma gegevensbestanden met een bepaalde, door de auteur van het Eerste programma ontworpen indeling leest en schrijft, dient artikel 1, lid 2, dan in die zin te worden uitgelegd dat er geen sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op het Eerste programma indien het Tweede programma aldus is geschreven dat het gegevensbestanden met die indeling leest en schrijft?

5.    Maakt het voor de beantwoording van de vragen 1, 3, en 4 verschil uit of de auteur van het Tweede programma het Tweede programma heeft gecreëerd door:

a)    het observeren, het bestuderen en het uittesten van de werking van het Eerste programma; of

b)    het lezen van een handleiding die is opgesteld en gepubliceerd door de auteur van het Eerste programma en waarin de functies van het Eerste programma zijn beschreven (hierna: "Handleiding"); of

c)    zowel a) als b)?

6.    Wanneer een persoon op grond van een licentie gerechtigd is tot gebruik van een kopie van het Eerste programma, dient artikel 5, lid 3, dan in die zin te worden uitgelegd dat de licentienemer gerechtigd is zonder de toestemming van de houder van het auteursrecht het Eerste programma te laden, uit te voeren en op te slaan om de werking ervan te observeren, uit te testen of te bestuderen, teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien de licentienemer op grond van de licentie gerechtigd is om het Eerste programma te laden, uit te voeren en op te slaan wanneer het wordt gebruikt voor het specifieke, door de licentie toegestane doel, maar de handelingen die worden verricht om het Eerste programma te observeren, te bestuderen of uit te testen buiten de grenzen van het op grond van de licentie toegestane doel vallen?

7.    Dient artikel 5, lid 3, in die zin te worden uitgelegd dat het observeren, uittesten of bestuderen van de werking van het Eerste programma moet worden geacht te worden gedaan om vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het Eerste programma ten grondslag liggen wanneer dit wordt gedaan:

a)    om de werking van het Eerste programma te achterhalen, in het bijzonder details die niet in de Handleiding zijn beschreven, met het oog op het schrijven van het Tweede programma op de wijze die in vraag 1 is beschreven;

b)    om te achterhalen hoe het Eerste programma opdrachten omzet en uitvoert die zijn geschreven in de programmeertaal die het omzet en uitvoert (zie vraag 3);

c)    om de indelingen van gegevensbestanden waarnaar het Eerste programma schrijft of die het leest, te achterhalen (zie vraag 4);

d)    om de prestaties van het Tweede programma te vergelijken met die van het Eerste programma teneinde te onderzoeken waarom de prestaties ervan verschillen en de prestaties van het Tweede programma te verbeteren;

e)    om op het Eerste programma en het Tweede programma parallel tests uit te voeren teneinde hun uitvoer te vergelijken tijdens de ontwikkeling van het Tweede programma, in het bijzonder door de uitvoering van identieke testscripts in het Eerste programma en in het Tweede programma;

f)    om de uitvoer in het door het Eerste programma aangemaakte logbestand te achterhalen, teneinde een logbestand aan te maken dat er identiek of vergelijkbaar uitziet;

g)    om het Eerste programma gegevens te doen produceren (met name gegevens die postcodes in verband brengen met deelstaten van de USA) teneinde te achterhalen of zij overeenstemmen met de gegevens uit officiële databanken van dergelijke gegevens, en indien zij niet overeenstemmen, om het Tweede programma aldus te programmeren dat het op dezelfde wijze als het Eerste programma zal reageren op dezelfde gegevensinvoer.

B.    Wat de uitlegging betreft van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij3:

8.    Wanneer de Handleiding auteursrechtelijk is beschermd als een werk van letterkunde, dient artikel 2, sub a, dan in die zin te worden uitgelegd dat er sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op de Handleiding indien de auteur van het Tweede programma daarin een van de volgende, in de Handleiding beschreven zaken (inhoudelijk) reproduceert:

a)    de selectie van de statistische bewerkingen die in het Eerste programma zijn toegepast;

b)    de wiskundige formules die in de Handleiding zijn gebruikt om die bewerkingen te beschrijven;

c)    de specifieke opdrachten of combinaties van opdrachten waarmee die bewerkingen kunnen worden uitgevoerd;

d)    de opties waarin de auteur van het Eerste programma heeft voorzien met betrekking tot diverse opdrachten;

e)    de door het Eerste programma herkende trefwoorden en syntaxis;

f)    de standaardwaarden die de auteur van het Eerste programma heeft gekozen voor het geval dat een gebruiker een specifieke opdracht of optie niet specificeert;

g)    het aantal herhalingen dat het Eerste programma in bepaalde omstandigheden zal uitvoeren?

9.    Dient artikel 2, sub a, in die zin te worden uitgelegd dat er sprake is van een inbreuk op het auteursrecht op de Handleiding indien de auteur van het Tweede programma in een handleiding waarin het Tweede programma wordt beschreven de door het Eerste programma herkende trefwoorden en syntaxis (inhoudelijk) reproduceert?

____________

1 - PB L 122, blz. 42.

2 - Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (Gecodificeerde versie) (Voor de EER relevante tekst), PB L 111, blz. 16.

3 - PB L 167, blz. 10.