Language of document : ECLI:EU:C:2014:1388

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

5 juni 2014 (*)

„Versnelde procedure”

In zaak C‑169/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Audiencia Provincial de Castellón (Spanje) bij beslissing van 2 april 2014, ingekomen bij het Hof op 7 april 2014, in de procedure

Juan Carlos Sánchez Morcillo,

María del Carmen Abril García

tegen

Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

gelet op het voorstel van E. Levits, rechter-rapporteur,

advocaat-generaal N. Wahl gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) en van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen J. C. Sánchez Morcillo en M. Abril García enerzijds en Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA anderzijds naar aanleiding van het verzet dat zij hebben aangetekend tegen het hypothecair beslag op hun onroerend goed.

3        Blijkens de verwijzingsbeslissing hebben verzoekers in het hoofdgeding op 9 juni 2003 met Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA een notariële leningsovereenkomst met een hypothecaire waarborg betreffende hun woning ondertekend. Doordat zij hun verplichting tot maandelijkse afbetaling van deze lening niet nakwamen, heeft de bank op 15 april 2011 betaling gevorderd van het volledige leenbedrag, vermeerderd met gewone en vertragingsrente en bovendien de openbare verkoop van het met hypotheek bezwaarde goed geëist.

4        Na opening van de procedure van hypothecair beslag hebben verzoekers in het hoofdgeding verzet aangetekend en dat verzet is afgewezen bij beslissing van 19 juni 2013 van de Juzgado de Primera Instancia n° 3 de Castellón. Daarop hebben verzoekers in het hoofdgeding hoger beroep tegen deze beslissing ingesteld. Dit hoger beroep is ontvankelijk verklaard en de zaak is naar de Audiencia Provincial de Castellón verwezen.

5        De verwijzende rechter verklaart dat, terwijl het volgens de Spaanse burgerlijke rechtspleging mogelijk is hoger beroep in te stellen tegen de beslissing waarbij het verzet van de schuldenaar wordt toegewezen en de procedure van hypothecair beslag wordt beëindigd, de schuldenaar van wie het verzet wordt afgewezen, niet de mogelijkheid heeft om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis in eerste aanleg waarbij voortzetting van de executieprocedure wordt gelast. De verwijzende rechter twijfelt eraan of deze nationale regel verenigbaar is met de door richtlijn 93/13 nagestreefde doelstelling van consumentenbescherming en met het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Bovendien benadrukt de verwijzende rechter dat schuldenaars de mogelijkheid bieden om hoger beroep in te stellen van een nog groter belang zou kunnen blijken daar een aantal bedingen van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde leningsovereenkomst als „oneerlijk” in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 93/13 zouden kunnen worden beschouwd.

6        Deze rechterlijke instantie heeft het Hof verzocht om overeenkomstig artikel 105, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof de prejudiciële verwijzing volgens de versnelde procedure te behandelen.

7        Ter ondersteuning van zijn verzoek wijst de verwijzende rechter erop dat het antwoord van het Hof belangrijke gevolgen kan hebben voor de geschillenafhandeling in Spanje, gelet op het feit dat in de context van de economische crisis in deze lidstaat tegen een uitzonderlijk groot aantal natuurlijke personen hypothecair beslag op hun woning is gelegd.

8        De verwijzende rechter verduidelijkt dat het in de procedures waarvoor het antwoord van het Hof van belang kan zijn, bovendien gaat om de hoofdwoning van de schuldenaars. Daar het verzet van de schuldenaar volgens het Spaanse procesrecht ingevolge artikel 698, lid 1, van het wetboek burgerlijke rechtspleging geen schorsende werking heeft, is het mogelijk dat de hoofdwoning openbaar wordt verkocht zelfs voordat het Hof uitspraak doet.

9        Ingevolge artikel 105, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering kan de president van het Hof op verzoek van de verwijzende rechter, of bij wijze van uitzondering ambtshalve, wanneer de aard van de zaak een behandeling binnen korte termijnen vereist, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, beslissen een prejudiciële verwijzing te behandelen volgens een versnelde procedure die afwijkt van de bepalingen van dat Reglement.

10      Weliswaar is het vaste rechtspraak van het Hof dat het grote aantal personen of situaties rechtens dat mogelijk wordt geraakt door de beslissing die de verwijzende rechterlijke instantie zal moeten nemen na bij het Hof een prejudiciële procedure aanhangig te hebben gemaakt, op zich geen uitzonderlijke omstandigheid is die het beroep op de versnelde procedure kan rechtvaardigen (zie met name beschikkingen van de president van het Hof KÖGÁZ e.a., C‑283/06 en C‑312/06, EU:C:2006:602, punt 9; Plantanol, C‑201/08, EU:C:2008:385, punt 10, en Abdullahi, C‑394/12, EU:C:2012:623, punt 11).

11      In casu is het evenwel zo, afgezien van het aantal betrokken schuldenaren waarop de verwijzende rechter de aandacht vestigt, dat de eigenaar en zijn gezin wegens het gevaar om de hoofdwoning te verliezen in een bijzonder kwetsbare situatie verkeren.

12      Deze omstandigheid wordt verzwaard door het feit dat mocht blijken – aldus de verwijzende rechter – dat de executieprocedure gebaseerd is op een leningsovereenkomst met oneerlijke bedingen waarvan de nietigheid door de nationale rechter wordt vastgesteld, de benadeelde schuldenaar bij nietigheid van de daarop betrekking hebbende executieprocedure enkel bescherming in de vorm van een vergoeding krijgt zonder de mogelijkheid van herstel in de vorige toestand waarin hij eigenaar van zijn woning was.

13      Aangezien een antwoord van het Hof binnen de kortst mogelijke termijn het gevaar voor verlies van de hoofdwoning van de betrokkenen aanzienlijk kan beperken, dient het verzoek van de verwijzende rechter om behandeling van zaak C‑169/14 volgens de versnelde procedure te worden toegewezen.

De president van het Hof beschikt:

Het verzoek van de Audiencia Provincial de Castellón (Spanje) om behandeling van zaak C‑169/14 volgens de versnelde procedure zoals bedoeld in artikel 23 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en artikel 105, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, wordt toegewezen.

ondertekeningen


* Procestaal: Spaans.