Language of document : ECLI:EU:C:2018:373





Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 31 mei 2018 –
Merck/EUIPO

(Zaak C62/18 P)

„Hogere voorziening – Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Uniemerk – Procedure inzake vervallenverklaring – Woordmerk FEMIBION – Gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot vervallenverklaring”

1.      Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Uitgesloten, behoudens het geval van een onjuiste opvatting

(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

(zie punt 5)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Geen precieze kritiek op een onderdeel van de redenering van het Gerecht en geen juridische argumenten ter ondersteuning van de hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid

[Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 168, lid 1, d), en 169, lid 2]

(zie punt 5)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.

2)

Merck KGaA draagt haar eigen kosten.