Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 31 mei 2018 –
Merck/EUIPO
(Zaak C‑62/18 P)
„Hogere voorziening – Artikel 181 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Uniemerk – Procedure inzake vervallenverklaring – Woordmerk FEMIBION – Gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot vervallenverklaring”
1. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Uitgesloten, behoudens het geval van een onjuiste opvatting
(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)
(zie punt 5)
2. Hogere voorziening – Middelen – Geen precieze kritiek op een onderdeel van de redenering van het Gerecht en geen juridische argumenten ter ondersteuning van de hogere voorziening – Niet-ontvankelijkheid
[Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 168, lid 1, d), en 169, lid 2]
(zie punt 5)
Dictum
1) | | De hogere voorziening wordt afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. |
2) | | Merck KGaA draagt haar eigen kosten. |