Language of document : ECLI:EU:C:2014:242

Zaak C‑616/11

T-Mobile Austria GmbH

tegen

Verein für Konsumenteninformation

(verzoek van het Oberste Gerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Richtlijn 2007/64/EG – Betalingsdiensten – Artikel 4, punt 23 – Begrip ‚betaalinstrument’ – Elektronische betalingsopdrachten en betalingsopdrachten via een papieren formulier – Artikel 52, lid 3 – Recht van de begunstigde om de betaler kosten in rekening te brengen voor het gebruik van een betaalinstrument – Bevoegdheid van de lidstaten om dit algemeen te verbieden – Overeenkomst tussen de aanbieder van mobiele telefonie en particulieren”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 april 2014

1.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten – Vragen zonder verband met het voorwerp van het hoofdgeding

(Art. 267 VWEU)

2.        Harmonisatie van de wetgevingen – Betalingsdiensten in de interne markt – Richtlijn 2007/64 – Artikel 52, lid 3 – Recht van de begunstigde om de betaler kosten voor het gebruik van een betaalinstrument in rekening te brengen – Toepassing van die bepaling op de contractuele relatie tussen een aanbieder van mobiele telefonie en zijn klant

(Richtlijn 2007/64 van het Europees Parlement en de Raad, art. 52, lid 3)

3.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Meertalige teksten – Eenvormige uitlegging – Divergentie tussen de verschillende taalversies – Algemene opzet en doelstelling van de betrokken regeling als referentiebasis

4.        Harmonisatie van de wetgevingen – Betalingsdiensten in de interne markt – Richtlijn 2007/64 – Begrip betaalinstrumenten – Acceptgiroformulier dat door de betaler persoonlijk is ondertekend en elektronische overschrijving – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2007/64 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, punt 23)

5.        Harmonisatie van de wetgevingen – Betalingsdiensten in de interne markt – Richtlijn 2007/64 – Artikel 52, lid 3 – Recht van de begunstigde om de betaler kosten in rekening te brengen voor het gebruik van een betaalinstrument – Bevoegdheid verleend aan de lidstaten – Algemeen verbod voor de begunstigden om de betalers kosten in rekening te brengen voor het gebruik van elk betaalinstrument – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Beoordeling te verrichten door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijn 2007/64 van het Europees Parlement en de Raad, art. 52, lid 3)

6.        Prejudiciële vragen – Uitlegging – Werking in de tijd van uitleggingsarresten – Terugwerkende kracht – Grenzen – Financiële consequenties van het arrest – Consequenties die geen beperking van de werking van het arrest in de tijd rechtvaardigen

(Art. 267 VWEU)

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 20)

2.        Uit de bewoordingen van artikel 52, lid 3, van richtlijn 2007/64 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, dat het recht van de begunstigde om de betaler kosten voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument in rekening te brengen regelt, blijkt dat deze bepaling de relatie tussen de „begunstigde” en de „betaler” betreft. Hieruit volgt dat die bepaling van toepassing is op het gebruik van een betaalinstrument in het kader van de contractuele relatie tussen een aanbieder van mobiele telefonie, als begunstigde, en diens klant, als betaler.

(cf. punten 26, 28, dictum 1)

3.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 32)

4.        Artikel 4, punt 23, van richtlijn 2007/64 betreffende betalingsdiensten in de interne markt moet aldus worden uitgelegd dat zowel een door de betaler persoonlijk ondertekend acceptgiroformulier als een elektronische overschrijving betaalinstrumenten in de zin van deze bepaling zijn. Zowel een door de betaler persoonlijk ondertekend acceptgiroformulier als een elektronische overschrijving vallen immers onder het geheel van de tussen de gebruiker en de aanbieder van betalingsdiensten overeengekomen procedures waarvan de gebruiker gebruikmaakt om een betalingsopdracht te initiëren.

(cf. punten 38, 41, 44, dictum 2)

5.        Artikel 52, lid 3, van richtlijn 2007/64 moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten de bevoegdheid verleent om de begunstigden van een betaling algemeen te verbieden om de betaler kosten in rekening te brengen voor het gebruik van welk betaalinstrument dan ook, mits de betrokken nationale regeling – in haar geheel bezien – rekening houdt met de noodzaak om de concurrentie en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten aan te moedigen, waarbij het aan de verwijzende rechterlijke instantie staat om dit te verifiëren. Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt immers dat de aan de lidstaten verleende bevoegdheid om de begunstigden van een betaling algemeen te verbieden om de betaler kosten in rekening te brengen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, kan worden uitgeoefend met betrekking tot een gedeelte dan wel met betrekking tot het geheel van de op hun grondgebied gebruikte betaalinstrumenten en niet is beperkt tot het gebruik van één bepaald betaalinstrument.

(cf. punten 46, 48, dictum 3)

6.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 50, 51, 53, 54)