Language of document : ECLI:EU:C:2010:448

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

20 juli 2010 (*)

„Interventies”

In zaak C‑542/09,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 18 december 2009,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Rozet en M. van Beek als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door C. M. Wissels en J. Langer als gemachtigden,

verweerder,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

advocaat-generaal E. Sharpston gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Bij op 12 april 2010 (faxbericht van 7 april) ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Koninkrijk België, vertegenwoordigd door L. Van den Broeck en M. Jacobs als gemachtigden, verzocht om toelating tot interventie in zaak C‑542/09 ter ondersteuning van de conclusies van het Koninkrijk der Nederlanden.

2        Bij op 16 april 2010 (faxbericht van 14 april) ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Koninkrijk Zweden, vertegenwoordigd door A. Falk, K. Petkovska en S. Johannesson als gemachtigden, verzocht om toelating tot interventie in zaak C‑542/09 ter ondersteuning van de conclusies van het Koninkrijk der Nederlanden.

3        Bij op 28 april 2010 (faxbericht van 23 april) ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door J. Möller en C. Blaschke als gemachtigden, verzocht om toelating tot interventie in zaak C‑542/09 ter ondersteuning van de conclusies van het Koninkrijk der Nederlanden.

4        Bij op 6 mei 2010 (faxbericht van 3 mei) ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door B. Weis Fogh als gemachtigde, verzocht om toelating tot interventie in zaak C‑542/09 ter ondersteuning van de conclusies van het Koninkrijk der Nederlanden.

5        De verzoeken tot interventie zijn gedaan overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering en zijn gebaseerd op artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie.

De president van het Hof beschikt:

1)      Het Koninkrijk België, het Koninkrijk Zweden, de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk Denemarken worden toegelaten tot interventie in zaak C‑542/09 ter ondersteuning van de conclusies van het Koninkrijk der Nederlanden.

2)      Er zal een termijn worden bepaald waarbinnen interveniënten de middelen ter ondersteuning van hun conclusies schriftelijk dienen voor te dragen.

3)      De griffier zal een kopie van alle processtukken betekenen aan interveniënten.

4)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 20 juli 2010.

De griffier

 

       De president

R. Grass

 

      V. Skouris


* Procestaal: Nederlands.