Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 maart 2015 door Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl tegen de beschikking van het Gerecht (Zevende kamer) van 20 januari 2015 in zaak T-6/13, Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl / Raad van de Europese Unie

(Zaak C-153/13 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl (vertegenwoordigers: J. Grayston, solicitor, P. Gjørtler, advokat, G. Pandey, advocaat, D. Rovetta, avocat, M. Gambardella, avvocato)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof

de beschikking van het Gerecht van 20 januari 2015 in zaak T-6/13, Naftiran Intertrade Co. (NICO) Sàrl / Raad van de Europese Unie te vernietigen en het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk te verklaren;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht, en

de Raad te verwijzen in de kosten van deze hogerevoorzieningsprocedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert twee grieven aan: het Gerecht heeft de bestreden beschikking gestoeld op kennelijke beoordelingsfouten en onjuiste rechtsopvattingen.

Rekwirante is van mening, dat het Gerecht kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door vast te stellen dat ten eerste een volledige individuele kennisgeving heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2012, en ten tweede deze kennisgeving plaatsvond vóór het verschijnen van een algemene kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie op 16 oktober 2012.

Rekwirante is voorts van mening, dat het Gerecht blijk heeft gegeven van onjuiste rechtsopvattingen door ten eerste geen rekening te houden met het vereiste dat een kennisgeving een motivering dient te bevatten, ten tweede door vast te stellen dat een individuele kennisgeving zou kunnen leiden tot inkorting van de termijn voor juridische stappen tegen een rechtshandeling van de Europese Unie, ten derde door de rechtsgevolgen van de keuzes die de Raad heeft gemaakt met betrekking tot de kennisgevingsprocedure buiten beschouwing te laten, en ten vierde door geen rekening te houden met de wijze waarop van het recht op het moment van de indiening van het verzoekschrift moest worden opgevat.