Language of document :

Hogere voorziening, ingesteld op 23 februari 2018 door Crédit mutuel Arkéa tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer – uitgebreid) van 13 december 2017 in zaak T-712/15, Crédit mutuel Arkéa / Europese Centrale Bank

(Zaak C-152/18 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Crédit mutuel Arkéa (vertegenwoordiger: H. Savoie, avocat)

Andere partijen in de procedure: Europese Centrale Bank, Europese Commissie

Conclusies

vernietiging van het arrest van 13 december 2017 (T-712/15) waarbij het Gerecht het verzoek van Crédit mutuel Arkéa tot nietigverklaring van het besluit van de Europese Centrale Bank van 5 oktober 2015 (ECB/SSM/2015 – 9695000CG7B84NLR5984/28) houdende vaststelling van de prudentiële vereisten voor Groupe Crédit mutuel heeft afgewezen

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert verzoekster twee middelen aan:

onjuiste rechtsopvatting, doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat de ECB op grond van artikel 2, lid 21, onder c), van de GTM-kaderverordening kan voorzien in geconsolideerd prudentieel toezicht op instellingen die zijn aangesloten bij een centraal orgaan, ook al is dit orgaan geen kredietinstelling;

onjuiste juridische kwalificatie van de feiten, doordat het Gerecht heeft geoordeeld dat Crédit mutuel een groep vormt die aan prudentieel toezicht is onderworpen, omdat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 10, lid 1, van verordening nr. 575/20131 .

____________

1     Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, blz. 1).