Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 12 april 2018 – Syndicat des cadres de la sécurité intérieure / Premier ministre, Ministre d’État, Ministre de l’Intérieur, Ministre de l’Action et des Comptes publics
(Zaak C-254/18)
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Conseil d’État
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Syndicat des cadres de la sécurité intérieure
Verwerende partijen: Premier ministre, Ministre d’État, Ministre de l’Intérieur, Ministre de l’Action et des Comptes publics
Prejudiciële vragen
Moeten de artikelen 6 en 16 van richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd1 aldus worden uitgelegd dat daarbij een voortschrijdende referentieperiode wordt opgelegd dan wel dat zij de lidstaten de keuze laten om die periode een voortschrijdend of een vast karakter te geven?
Indien die bepalingen aldus moeten worden uitgelegd dat daarbij een voortschrijdende referentieperiode wordt opgelegd, kan de in artikel 17 bedoelde mogelijkheid om af te wijken van artikel 16, onder b), dan niet alleen de duur van de referentieperiode betreffen, maar ook haar voortschrijdend karakter?
____________
1 Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).