Language of document :

Beroep ingesteld op 12 september 2007 - Al-Aqsa/Raad

(zaak T-348/07)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Stichting Al-Aqsa (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigd door: J. Pauw, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies van verzoekende partij

Nietigverklaring van het Besluit 2007/445/EG van de Raad, voor zover het op verzoekster van toepassing is. Tevens wordt verzocht te concluderen dat Verordening (EG) Nr. 2580/2001 niet op verzoekster van toepassing is.

Veroordeling van de Raad in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster stelt dat Besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme nietig is, voor zover het op haar betrekking heeft.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift roept verzoekster ten eerste in dat het Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344, blz. 93) niet van toepassing is op verzoekster.

Ten tweede roept verzoekster in dat er geen bevoegde autoriteit ten aanzien van verzoekster een beslissing heeft genomen in de zin van artikel 1, lid 4, van het Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 december 2001.

Ten derde verklaart verzoekster dat er bij haar geen sprake is van enige opzet, schuld of wetenschap ten aanzien van het ondersteunen van terroristische activiteiten.

Ten vierde blijkt volgens verzoekster noch uit de motivering van het bestreden besluit, noch uit de onderliggende nationale beschikking dat zij nog steeds geacht kan worden terroristische daden te vergemakkelijken.

Tenslotte roept verzoekster een schending in van het evenredigheidsbeginsel, van wezenlijke vormvoorschriften, doordat de Raad geen heronderzoek heeft verricht naar de wenselijkheid van de handhaving van verzoekster op de lijst, van het recht op het ongestoorde genot van eigendom en van de vereiste voor een deugdelijke motivering.

____________