Language of document : ECLI:EU:C:2012:362

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

19 juni 2012 (*)

„Voeging”

In zaak C‑199/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Raad van State (Nederland) bij beslissing van 18 april 2012, ingekomen bij het Hof op 27 april 2012, in de procedure

Minister voor Immigratie en Asiel

tegen

X,

in zaak C‑200/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Raad van State (Nederland) bij beslissing van 18 april 2012, ingekomen bij het Hof op 27 april 2012, in de procedure

Minister voor Immigratie en Asiel

tegen

Y,

en in zaak C‑201/12,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Raad van State (Nederland) bij beslissing van 18 april 2012, ingekomen bij het Hof op 27 april 2012, in de procedure

Z

tegen

Minister voor Immigratie en Asiel,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

eerste advocaat-generaal, J. Mazák, gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van de artikelen 9, lid 1, sub a, en lid 2, sub c, en 10, lid 1, sub d, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12).

2        Daar bovengenoemde zaken naar onderwerp verknocht zijn, dienen zij overeenkomstig artikel 43 van het Reglement voor de procesvoering te worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

De president van het Hof beschikt:

De zaken C‑199/12 tot en met C‑201/12 worden gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling en voor het arrest.

Luxemburg, 19 juni 2012.

De griffier

 

      De president

A. Calot Escobar

 

      V. Skouris


* Procestaal: Nederlands.