Language of document :

Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 7 februari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky - Slowakije) - Protimonopolný úrad Slovenskej republiky / Slovenská sporiteľňa a.s.

(Zaak C-68/12)

(Begrip mededingingsregeling - Overeenkomst tussen verschillende banken - Concurrerende onderneming die op relevante markt illegaal actief zou zijn - Invloed - Geen)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Najvyšší súd Slovenskej republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Protimonopolný úrad Slovenskej republiky

Verwerende partij: Slovenská sporiteľňa a.s.

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Najvyšší súd Slovenskej republiky - Uitlegging van artikel 101, leden 1 en 3, VWEU - Begrip mededingingsregeling - Overeenkomst tussen verschillende banken om de rekening-courantovereenkomsten met een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde concurrerende onderneming te ontbinden en niet te vernieuwen - Gevolgen voor de kwalificatie als onrechtmatige mededingingsregeling van de op het tijdstip van de sluiting van de overeenkomst niet vermelde omstandigheid dat de concurrerende onderneming illegaal actief was op de betrokken markt

Dictum

Artikel 101 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een onderneming die wordt benadeeld door een kartelovereenkomst die tot doel heeft de mededinging te beperken, op het tijdstip van de sluiting van die kartelovereenkomst illegaal actief zou zijn geweest op de betrokken markt, irrelevant is voor de vraag of die kartelovereenkomst een inbreuk op deze bepaling vormt.

Artikel 101, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling dat er sprake is van een mededingingsbeperkende overeenkomst, een persoonlijke handelwijze van de statutaire vertegenwoordiger van een onderneming of diens persoonlijke toestemming in de vorm van een mandaat voor de handelwijze van een werknemer die aan een mededingingsbeperkende bijeenkomst heeft deelgenomen, niet moet worden bewezen.

Artikel 101, lid 3, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het slechts van toepassing is op een krachtens artikel 101, lid 1, VWEU verboden overeenkomst wanneer de onderneming die zich op deze bepaling beroept, het bewijs heeft geleverd dat is voldaan aan de in deze bepaling gestelde vier cumulatieve voorwaarden.

____________

1 - PB C 165 van 9.6.2012.