Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 juli 2015 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 29 april 2015 in zaak T-470/11, Total en Elf Aquitaine / Commissie

(Zaak C-351/15 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Bottka en F. Dintilhac, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Total SA, Elf Aquitaine SA

Conclusies

het bestreden arrest van het Gerecht van 29 april 2015 in zaak T-470/11 vernietigen;

het bij het Gerecht ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren;

verweersters in hogere voorziening verwijzen in alle kosten van de onderhavige procedure en van de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening voert de Commissie de volgende drie middelen aan.

Volgens het eerste en het tweede middel in hogere voorziening wijst het bestreden arrest de door de Commissie aangevoerde niet-ontvankelijkheid van het beroep ten onrechte af. In het kader van het eerste middel van de hogere voorziening stelt de Commissie dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de brieven van de rekenplichtige van de Commissie van 24 juni en 8 juli 2011 bindende rechtsgevolgen sorteren. De brieven van de rekenplichtige zijn immers slechts verzoeken tot betaling ter uitvoering van de methacrylaat-beschikking en ter voorbereiding van een eventuele gedwongen tenuitvoerlegging van die beschikking ten vervolge op het arrest van het Gerecht in zaak T-217/061 waarbij het bedrag van de aan Arkema opgelegde geldboete is verlaagd terwijl bij het arrest van dezelfde dag in zaak T-206/062 (later bevestigd bij de beschikking van het Hof in zaak C-421/11 P3 ) de aan verweersters opgelegde geldboeten zijn gehandhaafd. De brieven van de rekenplichtige zijn nog geen gedwongen tenuitvoerlegging en leggen dus geen „definitief standpunt” van de Commissie vast. Bovendien sorteren de brieven van de rekenplichtige geen bindende rechtsgevolgen die verschillen van die van de methacrylaat-beschikking, waartegen niet meer kan worden opgekomen omdat verweersters alle rechtswegen hebben uitgeput. Als tweede middel van hogere voorziening wordt aangevoerd dat het bestreden arrest het beginsel van litispendentie en het gezag van gewijsde van de beschikking van Hof in zaak C-421/11 P niet eerbiedigt.

Ten slotte wordt het derde middel van de hogere voorziening, betreffende de tegenstrijdigheid van de motivering, subsidiair aangevoerd voor het geval dat het Hof het eerste en het tweede middel zou afwijzen. Het Gerecht heeft in punt 113 ten onrechte vastgesteld dat de Commissie in al haar rechten zowel jegens Arkema als jegens verweersters, de hoofdelijke medeschuldenaars, was voldaan, terwijl het in punt 9 correct had vastgesteld dat Arkema had verklaard dat zij tot haar spijt de Commissie niet kon machtigen enige som te behouden ingeval haar beroep voor de communautaire rechterlijke instantie zou slagen. Deze tegenstrijdigheid in de motivering tast de redenering van het Gerecht over de grond van de zaak aan en vormt een voldoende grond om de het bestreden arrest te vernietigen.

____________

1 ECLI:EU:T:2011:251.

2 ECLI:EU:T:2011:250.

3 ECLI:EU:C:2012:60.