Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Landesgericht Korneuburg (Oostenrijk) op 14 november 2017 – Germanwings GmbH / Emina Pedić

(Zaak C-636/17)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Korneuburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Germanwings GmbH

Verwerende partij: Emina Pedić

Prejudiciële vragen

Moet artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/911 aldus worden uitgelegd dat „alle redelijke maatregelen” die de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, in geval van buitengewone omstandigheden moet hebben getroffen om een verplichting tot betaling van compensatie krachtens artikel 7 van die af te wenden, enkel op de voorkoming van de „buitengewone omstandigheden“ [in casu de toewijzing van nieuwe (latere) „air-traffic-control-slots” door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol)] gericht moeten zijn; of dient de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, bovendien ook redelijke maatregelen te treffen om de annulering of de grote vertraging zelf te voorkomen?

Indien de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, inderdaad redelijke maatregelen moet treffen om een grote vertraging zelf te voorkomen, moet artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 dan aldus worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij ter afwending van een verplichting tot betaling van compensatie krachtens artikel 7 van die verordening er bij een vervoer van passagiers op een uit twee (of meer) vluchten bestaande luchtverbinding mee kan volstaan redelijke maatregelen te treffen om te voorkomen dat de door haar uit te voeren vlucht die vertraging dreigt op te lopen, daadwerkelijk vertraging oploopt; of moet zij bovendien redelijke maatregelen treffen om te voorkomen dat de individuele passagier met grote vertraging op de eindbestemming aankomt (bijvoorbeeld door na te gaan of een omboeking op een andere vlucht mogelijk is)?

Moeten de artikelen 5, 6, 7 en 8 van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, ingeval de eindbestemming met grote vertraging wordt bereikt, een verplichting tot betaling van compensatie krachtens artikel 7 van die verordening enkel kan afwenden door te stellen en te bewijzen dat zij redelijke maatregelen heeft getroffen om de passagier om te boeken op een vlucht waarmee deze de eindbestemming naar verwachting zonder grote vertraging zal bereiken?

____________

1 PB 2004, L 46, blz. 1.