Language of document : ECLI:EU:T:2015:653

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

18 september 2015 (*)

„Procedure – Interpretatie van arrest”

In zaak T‑1/08 INTP,

betreffende een verzoek tot interpretatie van het arrest van 17 mei 2011, Buczek Automotive/Commissie (T‑1/08, Jurispr., EU:T:2011:216),

Buczek Automotive sp. z o.o., gevestigd te Sosnowiec (Polen), vertegenwoordigd door J. Jurczyk, advocaat,

verzoekster,

ondersteund door

Republiek Polen, vertegenwoordigd door A. Jasser als gemachtigde,

interveniënte,

tegen

Europese Commissie, vertegenwoordigd door K. Herrmann, A. Stobiecka-Kuik en T. Maxian Rusche als gemachtigden,

verweerster,

wijst

HET GERECHT (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: H. Kanninen, president, I. Pelikánová (rapporteur) en E. Buttigieg, rechters,

griffier: E. Coulon,

het navolgende

Arrest

1        Bij op 7 augustus 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft de Republiek Polen, interveniënte in de zaak aan de oorsprong van het arrest van 17 mei 2011, Buczek Automotive/Commissie (T‑1/08, Jurispr., EU:T:2011:216), krachtens artikel 129 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van 2 mei 1991 een verzoek ingediend tot interpretatie van punt 1 van het dictum van dat arrest.

2        Bij het arrest in de hoofdzaak heeft het Gerecht met name artikel 1 van beschikking 2008/344/EG van de Commissie van 23 oktober 2007 betreffende staatssteun C‑23/06 (ex NN 35/06) door Polen toegekend ten gunste van staalproducent Technologie Buczek Group (PB 2008, L 116, blz. 26), nietig verklaard. Het arrest in de hoofdzaak is definitief geworden na de afwijzing van de hogere voorziening van de Europese Commissie bij arrest van 21 maart 2013, Commissie/Buczek Automotive (C‑405/11 P, EU:C:2013:186).

3        Met zijn verzoek om interpretatie van het arrest in de hoofdzaak wenst de Republiek Polen in wezen precisering of artikel 1 van beschikking 2008/344 erga omnes nietig is verklaard. Zij stelt dat de in het arrest in de hoofdzaak uitgesproken nietigverklaring zowel blijkens de tekst van punt 1 van het dictum ervan als punt 35 ervan artikel 1 van beschikking 2008/344 in zijn geheel betreft en gevolg heeft erga omnes. Deze interpretatie vindt bevestiging in de rechtspraak van de rechters van de Europese Unie.

4        In haar op 25 september 2014 ter griffie van het Gerecht ingediende opmerkingen stelt de Commissie dat het verzoek om interpretatie niet-ontvankelijk is. Zij stelt met name dat het verzoek van de Republiek Polen ertoe strekt het advies van het Gerecht te verkrijgen over de uitvoering en de gevolgen van het arrest in de hoofdzaak wat een vennootschap betreft die geen partij was bij de procedure, en niet tot verduidelijking van een dubbelzinnigheid van punt 1 van het dictum van dat arrest.

5        De Commissie verzoekt het Gerecht subsidiair, ingeval het verzoek tot interpretatie niettemin ontvankelijk wordt verklaard, punt 1 van het dictum van dat arrest aldus te interpreteren dat de daarin uitgesproken nietigverklaring alleen gevolg inter partes heeft.

6        Volgens vaste rechtspraak is een verzoek tot interpretatie van een arrest slechts ontvankelijk wanneer het betrekking heeft op het dictum van het betrokken arrest, in samenhang met de belangrijkste overwegingen ervan, en strekt tot het ophelderen van eventuele duisterheden of onduidelijkheden in de betekenis en de strekking van het arrest zelf voor juist dat geval dat aan de betrokken rechter is voorgelegd. Volgens dezelfde rechtspraak is een verzoek tot interpretatie van een arrest dus niet-ontvankelijk wanneer het betrekking heeft op punten die in het betrokken arrest niet zijn beslist, of wanneer het bedoeld is om van de rechter die het arrest gewezen heeft, een advies te verkrijgen over de toepassing, de uitvoering of de gevolgen ervan (zie beschikkingen van 14 juli 1993, Raiola-Denti e.a./Raad, T‑22/91 INTP, Jurispr., EU:T:1993:64, punt 6 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 24 juli 1997, Caballero Montoya/Commissie, T‑573/93 INTP, JurAmbt, EU:T:1997:126, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

7        Bovendien, aldus de rechtspraak, moet een interveniënte een verzoek tot interpretatie kunnen indienen, ook al heeft de door haar ondersteunde partij dat niet gedaan (beschikking van 20 april 1988, Diezler e.a./CES, 146/85‑ITRP en 431/85‑ITRP, EU:C:1988:189, punt 4, en arrest van 19 januari 1999, Commissie/NTN en Koyo Seiko, C‑245/95 P‑INT, Jurispr., EU:C:1999:4, punt 15). Een door de Republiek Polen als interveniënte in zaak T‑1/08 ingediend verzoek tot interpretatie is dus ontvankelijk in de onderhavige zaak, hoewel de vennootschap Buczek Automotive sp. z o.o. als verzoekster in de zaak aan de oorsprong van het arrest in de hoofdzaak inmiddels is doorgehaald in het handelsregister.

8        In geschil tussen de Republiek Polen en de Commissie is de strekking van punt 1 van het dictum van het arrest in de hoofdzaak, meer bepaald de vraag of het gevolg erga omnes of alleen inter partes heeft.

9        De moeilijkheid om de strekking van dat punt te interpreteren kan het gevolg zijn van de omstandigheid dat punt 2 van het dictum van het arrest in de hoofdzaak artikel 3, leden 1 en 3, en de artikelen 4 en 5 van beschikking 2008/344 nietig verklaart, voor zover zij verzoekster in de zaak aan de oorsprong van het arrest in de hoofdzaak, namelijk Buczek Automotive, betreffen, terwijl punt 1 van het dictum van dat arrest alleen stelt: „Artikel 1 van beschikking 2008/344 [...] wordt nietig verklaard”.

10      Anders dan de Commissie stelt, maakte artikel 1 van beschikking 2008/344 volledig deel uit van het voorwerp van het geschil in de hoofdzaak. Dat blijkt uit punt 35 van het arrest in de hoofdzaak waarin het Gerecht vaststelde dat Buczek Automotive belang had bij de volledige nietigverklaring van deze bepaling. Bijgevolg betreft het verzoek tot interpretatie een vraag die bij het Gerecht aanhangig was in de zaak die leidde tot het arrest in de hoofdzaak. Voorts blijkt niet dat de Republiek Polen van het Gerecht een advies wenst te verkrijgen over de toepassing, de uitvoering of de gevolgen van het door het Gerecht gewezen arrest.

11      Bijgevolg moet het verzoek tot interpretatie ontvankelijk worden verklaard.

12      Ten gronde verklaarde punt 1 van het dictum van het arrest in de hoofdzaak blijkens de tekst ervan zonder uitdrukkelijke beperking artikel 1 van beschikking 2008/344 nietig, waarmee de Commissie de staatssteun van de Republiek Polen aan de groep Technologie Buczek onverenigbaar met de interne markt verklaarde, terwijl punt 2 ervan de bepalingen van die beschikking betreffende de verplichting tot terugvordering van de betrokken steun nietig verklaarde alleen „voor zover zij betrekking hebben op Buczek Automotive sp. z o.o.” Daaruit volgt dat de in punt 1 van het dictum van het arrest in de hoofdzaak uitgesproken nietigverklaring niet is onderworpen aan de beperking die rust op punt 2 ervan.

13      Deze uitlegging wordt overigens bevestigd door punt 35 van het arrest in de hoofdzaak (zie punt 10 hierboven).

14      Uit al het voorgaande volgt dat punt 1 van het dictum van het arrest in de hoofdzaak aldus moet worden uitgelegd dat het artikel 1 van beschikking 2008/344 erga omnes nietig heeft verklaard

15      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Republiek Polen te worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Punt 1 van het dictum van het arrest van 17 mei 2011, Buczek Automotive/Commissie (T‑1/08, Jurispr., EU:T:2011:216), moet aldus worden uitgelegd dat artikel 1 van beschikking 2008/344/EG van de Commissie van 23 oktober 2007 betreffende staatssteun C‑23/06 (ex NN 35/06) door Polen toegekend ten gunste van staalproducent Technologie Buczek Group, erga omnes nietig wordt verklaard.

2)      De Europese Commissie wordt verwezen in de kosten.

3)      De minuut van het onderhavige arrest wordt aan de minuut van het geïnterpreteerde arrest gehecht. In margine van de minuut van laatstgenoemd arrest wordt aantekening gedaan van het onderhavige arrest.

Kanninen

Pelikánová

Buttigieg

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 18 september 2015.

ondertekeningen


* Procestaal: Pools.