Language of document :

Beroep ingesteld op 16 maart 2018 – Ilmārs Rimšēvičs / Republiek Letland

(Zaak C-202/18)

Procestaal: Lets

Partijen

Verzoekende partij: Ilmārs Rimšēvičs (vertegenwoordigers: S. Vārpiņš, I. Pazare, M. Kvēps, advokāti)

Verwerende partij: Republiek Letland

Conclusies

vaststellen dat verzoeker bij het op 19 februari 2018 door het Korupcijas novēršanas un apkarošanas birojs (bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding) namens de Republiek Letland vastgestelde besluit betreffende de toepassing van veiligheidsmaatregelen, op onwettige wijze uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank is ontzet.

de bij het op 19 februari 2018 door het bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding namens de Republiek Letland vastgestelde besluit betreffende de toepassing van veiligheidsmaatregelen aan verzoeker opgelegde veiligheidsmaatregel die een verbod op de uitoefening van bepaalde beroepsactiviteiten behelst – waarbij verzoeker is verboden om het ambt van president van de Letse Nationale Bank uit te oefenen en gebruik te maken van de hem als zodanig toekomende rechten – onwettig verklaren.

de beperkingen van de uitoefening door verzoeker van zijn functie van lid van de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank en van de hem als zodanig toekomende rechten, die zijn opgelegd als gevolg van het op 19 februari 2018 door het bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding namens de Republiek Letland vastgestelde besluit betreffende de toepassing van veiligheidsmaatregelen, onwettig verklaren.

Middelen en voornaamste argumenten

1.    Verzoeker komt op tegen het onwettige besluit dat op 19 februari 2018 is vastgesteld door de met het onderzoek belaste autoriteit van de Letse Staat – het bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding, dat deel uitmaakt van de uitvoerende macht – waarbij hij voor onbepaalde tijd uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank is ontzet. Het besluit om hem te ontslaan is vastgesteld namens de Letse Staat. Door de ontzetting uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank is verzoeker ex officio ook uit zijn functie van lid van de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank ontzet.

2.    Door verzoeker te ontslaan, zijn minstens de hierna uiteengezette inbreuken gepleegd.

3.    In de eerste plaats is artikel 14.2 van Protocol (nr. 4) bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geschonden door verzoeker uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank en uit zijn functie van lid van de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank te ontzetten, aangezien ten tijde van zijn ontslag aan geen van de in dat artikel gestelde voorwaarden voor ontslag van de presidenten van de nationale centrale banken (de president voldoet niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt of is op ernstige wijze tekortgeschoten) was voldaan.

4.    In de tweede plaats is ook inbreuk gemaakt op artikel 22 van de Likums „Par Latvijas Banku” (wet op de Letse Nationale Bank), dat wil zeggen de rechtshandeling waarbij het VWEU ten uitvoer wordt gelegd, door verzoeker uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank te ontzetten. Ten tijde van de vaststelling van het voornoemde besluit was aan geen van de in dat artikel gestelde voorwaarden voor ontslag van de president van de Letse Nationale Bank voldaan (ten eerste het ontslag van de betrokkene; ten tweede de in artikel 14.2 van de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank gestelde voorwaarde van het bestaan van een ernstige tekortkoming, in welk geval het parlement kan beslissen over de ontzetting van de president van de Letse Nationale Bank uit zijn ambt nadat de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan, en ten derde de overige in het voornoemde artikel 14.2 gestelde voorwaarden). Bovendien is overeenkomstig de voornoemde wet alleen het parlement van de Republiek Letland bevoegd om de president van de Letse Nationale Bank te ontslaan, maar heeft niet dat parlement maar de met het onderzoek belaste autoriteit van de Republiek Letland, die deel uitmaakt van de uitvoerende macht, verzoeker ontslagen.

5.    In de derde plaats heeft het bureau voor corruptiepreventie en -bestrijding bij de ontzetting van verzoeker uit zijn ambt van president van de Letse Nationale Bank het Unierecht verkeerd toegepast door te stellen dat verzoeker in de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank niet onafhankelijk en in het belang van de Europese Centrale Bank handelde, maar de bevoegdheden van de president van de Letse Nationale Bank uitoefende en in het belang van de Letse Nationale Bank handelde. Artikel 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt nochtans dat de Europese Centrale Bank een instelling van de Europese Unie is.

In de uitoefening van hun ambt mogen de ambtenaren van de instellingen van de Europese Unie alleen de door het Unierecht verleende bevoegdheden uitoefenen en alleen in het belang van die instellingen handelen. Bepalen welke activiteiten tot de taken van de ambtenaren van de instellingen van de Europese Unie behoren, is geen zaak van het nationale recht en derhalve is het niet mogelijk om bij de uitoefening van de functie van ambtenaar van de instellingen van de Europese Unie bevoegdheden uit te oefenen die zijn toegekend bij nationale rechtshandelingen.

Artikel 130 VWEU, dat de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank waarborgt, sluit uit dat de president van de Letse Nationale Bank bij de uitoefening van zijn functie van lid van de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank als vertegenwoordiger van de Letse Nationale Bank kan handelen en (uitsluitend) in het belang van deze laatste of van de Republiek Letland kan handelen.

____________