Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2015 door Kurt Hesse tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 27 november 2014 in zaak T-173/11, Kurt Hesse en Lutter & Partner GmbH / Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-50/15 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Kurt Hesse (vertegenwoordiger: M. Krogmann, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Lutter & Partner GmbH, Dr. Ing. h. c. F. Porsche AG

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 27 november 2014 (zaak T-173/11),

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van 11 januari 2011 (zaak R0306/2010-4) en afwijzing van de oppositie tegen gemeenschapsmerkaanvraag nr. 5723 432 van 16 februari 2007.

subsidiair

terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht van de Europese Unie.

bovendien

verwijzing van het BHIM in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant de volgende middelen aan:

1.    Ten onrechte geen rekening houden met factoren voor de soortgelijkheid van de waren overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/20091

Rekwirant komt op tegen het oordeel van het Gerecht dat de kamer van beroep terecht heeft vastgesteld dat „mobiele navigatieapparatuur, met name satellietondersteunde mobiele navigatieapparatuur” soortgelijk is aan de waren waarop de oppositiemerken betrekking hebben. Het Gerecht heeft bij de beoordeling van de soortgelijkheid geen rekening gehouden met essentiële factoren, zoals de aard, de productie, de commercialisering, de distributiekanalen en de verkooppunten van de betrokken waren. Wanneer met alle relevante factoren volledig rekening was gehouden en daaraan correct belang was gehecht, dan had moeten worden vastgesteld dat de waren niet soortgelijk waren.

2.    Onjuiste opvatting van feiten en onjuiste rechtsopvatting bij de toepassing van de bescherming van de bekendheid overeenkomstig artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door geen bezwaar te maken tegen de vaststelling van de kamer van beroep dat het merk „Carrera” bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek. De kamer van beroep heeft haar vaststelling in het bijzonder gebaseerd op enkele aspecten van een opinieonderzoek. De kamer van beroep en het Gerecht hebben essentiële resultaten van het onderzoek ten onrechte als „waardeloos” aangemerkt en andere essentiële resultaten volledig genegeerd. Bijgevolg is het arrest van het Gerecht gebaseerd op een aanzienlijke onjuiste opvatting van feiten en bewijzen.

3.    Onjuiste rechtsopvatting bij het aanvaarden van een „overdracht van het imago” overeenkomstig artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009

Het Gerecht heeft ten onrechte geen bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de kamer van beroep dat het gevaar voor een „overdracht van het imago” ten gunste van het aangevraagde merk „Carrera” van rekwirant bestaat. De kamer van beroep heeft gemeend dat alle waren waarop het aangevraagde merk betrekking heeft „in motorvoertuigen kunnen worden ingebouwd en gebruikt”. Hieruit blijkt een „sociaal gebruik” dat het gebruik van de aangevraagde waren en motorvoertuigen „samenvalt”. In werkelijkheid kan uit het enkele feit dat de waren waarvoor het merk is aangevraagd in motorvoertuigen kunnen worden ingebouwd en gebruikt geen „sociaal gebruik” worden afgeleid en kan dit ook niet leiden tot een „overdracht van het imago”. In dat opzicht hebben de kamer van beroep en het Gerecht hun beslissing niet op begrijpelijke wijze gemotiveerd.

____________

____________

1 Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).