Language of document :

Beroep ingesteld op 7 februari 2018 – Europese Commissie / Groothertogdom Luxemburg

(Zaak C-86/18)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Ondrůšek, F. Thiran, G. von Rintelen, gemachtigden)

Verwerende partij: Groothertogdom Luxemburg

Conclusies

vaststellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet uiterlijk 18 april 2016 de wettelijke en bestuurlijke bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB 2014, L 94, blz. 1), in werking te doen treden, of door in ieder geval de tekst van die bepalingen niet aan de Commissie te hebben meegedeeld, de krachtens artikel 51 van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

krachtens artikel 260, lid 3, VWEU aan het Groothertogdom Luxemburg een dwangsom opleggen van 12 920 EUR per dag vanaf de datum van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak, wegens niet-nakoming van de verplichting om de maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/23/EU mede te delen;

het Groothertogdom Luxemburg verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De lidstaten waren verplicht om, krachtens artikel 51, lid 1, van richtlijn 2014/23/EU, de nodige maatregelen in werking te doen treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Nu het Groothertogdom Luxemburg geen maatregelen ter omzetting van de richtlijn heeft meegedeeld, heeft de Commissie besloten een zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie.

In haar beroep stelt de Commissie voor dat het Groothertogdom Luxemburg een dwangsom van 12 920 EUR per dag wordt opgelegd. Bij de hoogte van de dwangsom is rekening gehouden met de ernst en de duur van de inbreuk, alsmede met de afschrikwekkende werking gezien in samenhang met de financiële draagkracht van deze lidstaat.

____________