Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 15 juli 2017 door Meta Group Srl tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 4 mei 2017 in zaak T-744/14, Meta Group/Commissie

(Zaak C-428/17 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Meta Group Srl (vertegenwoordiger: A. Formica, avvocato)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

vernietiging en/of herziening van het arrest van 4 mei 2017, Meta Group/Commissie, T-744/14, aangezien dit onjuist is en in rechte ongegrond;

dientengevolge, vaststelling dat de Commissie de financiële verplichtingen niet is nagekomen die voortvloeien uit de subsidieovereenkomsten FP5-6 en CIP voor een bedrag van in totaal 566 377,63 EUR aan verschuldigde en niet-uitgekeerde bijdragen, en vaststelling dat de verrekening daarvan met verzoeksters vorderingen onrechtmatig was;

derhalve, veroordeling van de Commissie tot betaling aan verzoekster van voornoemd bedrag van 566 377,63 EUR, vermeerderd met vertragingsrente en inflatiecorrectie;

voorts, veroordeling van de Commissie tot vergoeding van verzoeksters schade voor een bedrag van in totaal 815 000 EUR of voor een hoger bedrag dat het [Hof] vaststelt bij de uitkomst van dit geding, naast verdere schade ten gevolge van de onrechtmatigheid van genoemde verrekeningen.

Middelen en voornaamste argumenten

I. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de artikelen 1134 en 1135 van het Belgische Burgerlijk Wetboek op het gebied van de bindende aard en uitvoering te goede trouw van overeenkomsten. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de artikelen 1156, 1157 en 1161 van het Belgische Burgerlijk Wetboek op het gebied van uitlegging van overeenkomsten. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de beginselen van het recht van de Europese Unie op het gebied van de bindende werking van een overeenkomst, goede trouw bij de uitvoering en de uitlegging van overeenkomsten, rechtszekerheid.

Door het derde middel van het beroep te verwerpen heeft het bestreden arrest de regels van het Belgische Burgerlijk Wetboek en van het Europese recht op het gebied van de bindende aard van overeenkomsten geschonden, aangezien het niet heeft erkend dat het beding op blz. 47 van het Addendum bij de Ecolink+-overeenkomst verplichte werking heeft tussen de partijen en aangezien het heeft miskend dat de daarin opgenomen verwijzing naar de aan de overeenkomst gehechte methodologie niet is terug te voeren op de methodologie die META had opgesteld en op 21 december 2009 aan de Commissie had doen toekomen.

II. Onjuiste en/of foutieve toepassing van artikel II.20 van de FP6-gids. Onjuiste en/of foutieve toepassing van artikel 179 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot de communautaire programma’s. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de artikelen 1134, 1135, 1156, 1157 en 1161 van het Belgische Burgerlijk Wetboek. Schending van het beginsel van geen tegenspraak.

Door het vierde en vijfde middel van beroep te verwerpen heeft het bestreden arrest het beginsel van geen tegenspraak, de criteria van de FP6-gids en de regels van het Belgische Burgerlijk Wetboek geschonden op het gebied van de uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten, aangezien in dat arrest de bepalingen van de FP6-gids weliswaar niet-bindend zijn verklaard, maar is geoordeeld dat zij in deze zaak strikt en onverkort moeten worden toegepast, inzonderheid met betrekking tot de kosten van interne consultants.

III. Schending van de beginselen van Europees procesrecht op het gebied van het recht van verweer en volledige inachtneming van de tegenspraak. Schending van artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering. Absoluut ontbreken van de motivering op een essentieel punt van het geschil.

Door de eerste twee middelen van beroep te verwerpen heeft het bestreden arrest de Europese beginselen van volledige inachtneming van de tegenspraak en het recht van verweer, alsook artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering geschonden. In dat arrest is namelijk voorbijgegaan aan de juridische argumenten van verzoekster in de opmerkingen bij Bijlage E.4, die de Commissie pas ter terechtzitting heeft neergelegd, en is het betoog van de andere partij kritiekloos overgenomen en de eigen beslissing ontoereikend gemotiveerd.

IV. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de Guide to Financial Issues relating to Indirect Actions of the Sixth Framework Programmes en van de bepalingen van het zevende kaderprogramma. Kennelijk onjuiste opvatting van een bepalend onderdeel van deze zaak.

Door de eerste twee middelen van beroep te verwerpen heeft het bestreden arrest bovendien de financiële gids van het zesde programma geschonden en de in rechte aangevoerde feiten verdraaid. In dat arrest zijn namelijk de uren voor de Bridge-overeenkomst onjuist en op een misleidende manier berekend, namelijk op basis van de onbewezen veronderstelling dat de presterende vennoot alle dagen van de maand gedurende acht achtereenvolgende uren uitsluitend bezig is geweest met activiteiten die verband houden met deze overeenkomst.

V. Onjuiste en/of foutieve toepassing van de artikelen 1134, 1135, 1156, 1157 en 1161 van het Belgische Burgerlijk Wetboek. Schending van het beginsel van Europees recht van gerechtvaardigd vertrouwen, dat ook van toepassing is op de particuliere partij die een overeenkomst heeft gesloten met een publiekrechtelijk lichaam.

Door het zesde middel van beroep te verwerpen heeft het arrest de civielrechtelijke regels op het gebied van de binding van overeenkomsten en het beginsel van uitvoering van overeenkomsten te goeder trouw geschonden. In dat arrest is namelijk niet erkend dat de opstelling van de Commissie, die is geculmineerd in de sluiting van het Addendum, ertoe heeft geleid dat bij verzoekster het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de door haar opgestelde methodologie zou worden aanvaard.

____________