Language of document :

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 4 mei 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel - België) – Strafzaak tegen Luc Vanderborght

(Zaak C-339/15)1

(Prejudiciële verwijzing – Artikel 56 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Mond- en tandverzorging – Nationale wettelijke regeling die een absoluut verbod inhoudt op reclame voor diensten inzake mond- en tandverzorging – Bestaan van een grensoverschrijdend element – Bescherming van de volksgezondheid – Evenredigheid – Richtlijn 2000/31/EG – Dienst van de informatiemaatschappij – Reclame op een website – Lid van een gereglementeerd beroep – Beroepsregels – Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken – Nationale bepalingen inzake gezondheid – Nationale voorschriften voor gereglementeerde beroepen)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel

Partij in de strafzaak

Luc Vanderborght

Dictum

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, die de volksgezondheid en de waardigheid van het beroep van tandarts beschermt door alle reclame voor mond- en tandverzorging op algemene en absolute wijze te verbieden en door bepaalde vereisten van bescheidenheid voor uithangborden van tandartspraktijken vast te stellen.

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, waarbij alle reclame voor mond- en tandverzorging op algemene en absolute wijze wordt verboden, voor zover daarbij alle commerciële communicatie via elektronische weg wordt verboden, ook die door middel van de website van een tandarts.

Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, waarbij alle reclame voor mond- en tandverzorging op algemene en absolute wijze wordt verboden.

____________

1 PB C 311 van 21.9.2015.