Language of document : ECLI:EU:F:2013:50

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

24 april 2013

Zaak F‑73/11

CB

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/181/10 – Niet-toelating tot beoordelingstoetsen”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee CB vraagt om nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/181/10, meegedeeld bij brief van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) van 20 augustus 2010 en bevestigd na heronderzoek, om hem niet toe te laten tot de beoordelingstoetsen van dat vergelijkend onderzoek.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. De Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de helft van de kosten van CB. CB draagt de helft van zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Toelatingsvoorwaarden – Overgelegde diploma’s en aangetoonde beroepservaring – Beoordeling door jury – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 27; bijlage III, art. 5)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Organisatie – Toelatingsvoorwaarden en modaliteiten – Beoordelingsbevoegdheid van het tot aanstelling bevoegd gezag – Vergelijkend onderzoek met veel deelnemers – Gebruik van voorselectietoetsen – Onderzoek of is voldaan aan alle toelatingsvoorwaarden van de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Besluit tot uitsluiting genomen na voorselectietoetsen – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 4 en 5)

3.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten – Wijze waarop rekening wordt gehouden met aantal publicaties

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5)

1.      In de aankondiging van vergelijkend onderzoek kan worden volstaan met het overnemen van een algemene formule zonder het niveau van de voor het te vervullen ambt vereiste ervaring te vermelden, en kan het bijgevolg aan de jury van het vergelijkend onderzoek worden overgelaten om van geval tot geval te beoordelen of de overgelegde getuigschriften en diploma’s en de vermelde beroepservaring van elke kandidaat overeenstemmen met het niveau dat door het Statuut en bijgevolg door de aankondiging van vergelijkend onderzoek voor de uitoefening van functies van de in die aankondiging bedoelde categorie wordt verlangd.

De jury van een vergelijkend onderzoek beschikt over een discretionaire bevoegdheid bij de beoordeling van de vroegere beroepservaring van de kandidaten, zowel wat de aard en de duur ervan betreft als het nauwe of minder nauwe verband daarvan met de vereisten van het te vervullen ambt. In het kader van de wettigheidscontrole dient de Unierechter slechts na te gaan of de jury bij de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

Wanneer het gaat om een aankondiging van vergelijkend onderzoek waarin wordt aangegeven dat beroepservaring op het gebied van het onderhandelen op internationaal niveau een pluspunt vormt voor de selectie van kandidaten, gelet op de aard van de werkzaamheden van de te vervullen ambten die in die aankondiging worden genoemd, met name daar die werkzaamheden de deelneming kunnen inhouden aan onderhandelingen tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties, mag de jury dat pluspunt binnen de grenzen van haar ruime beoordelingsbevoegdheid aldus uitleggen dat het alleen betrekking heeft op internationale publieke onderhandelingen, zonder hiermee in strijd met die aankondiging te handelen. Het feit dat alleen met een dergelijke ervaring rekening wordt gehouden kan geen kennelijk onjuiste beoordeling opleveren.

Overigens kan de jury bij de selectie van de kandidaten niet twee keer rekening houden met hetzelfde werk van een kandidaat. De jury wil immers de kandidaten toelaten die het meest bekwaam zijn, hetgeen met name impliceert die met de meest mogelijke ervaring. Een situatie waarin een kandidaat wiens werk twee of meerdere keren is meegerekend zou zijn toegelaten en kandidaten met veel meer ervaring, welke slechts één keer is meegerekend, zouden zijn uitgesloten, is derhalve in strijd met het doel van artikel 27 van het Statuut.

(cf. punten 42‑44, 52, 63 en 74)

Referentie:

Hof: 14 juni 1972, Marcato/Commissie, 44/71, punt 14; 12 juli 1989, Belardinelli e.a./Hof van Justitie, 225/87, punten 13 en 14

Gerecht van eerste aanleg: 12 juni 1997, Carbajo Ferrero/Parlement, T‑237/95, punt 48; 21 november 2000, Carrasco Benítez/Commissie, T‑214/99, punt 70; 28 november 2002, Pujals Gomis/Commissie, T‑332/01, punten 39 en 40; 31 januari 2006, Giulietti/Commissie, T‑293/03, punten 64 en 65

2.      Het tot aanstelling bevoegd gezag beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid om te bepalen onder welke voorwaarden en op welke wijze een vergelijkend onderzoek dient te worden georganiseerd en de Unierechter kan zijn keuze enkel kritiseren indien de grenzen van die bevoegdheid niet in acht zijn genomen.

In het kader van die ruime beoordelingsbevoegdheid kan dat gezag, wanneer het een algemeen vergelijkend onderzoek organiseert, in de aankondiging van vergelijkend onderzoek bepalen dat de jury tijdens een eerste fase een voorselectie zal maken teneinde enkel die kandidaten te behouden die de vereiste kwalificaties bezitten om tot deelneming op het betrokken gebied te worden toegelaten, om op die manier te voldoen aan de vereisten van een rationele organisatie van het vergelijkend onderzoek, overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur.

In die context is de werkwijze die er met name in bestaat om in vergelijkende onderzoeken met een groot aantal deelnemers pas na de voorselectietoetsen te controleren of de kandidaten aan de specifieke toelatingsvoorwaarden van het vergelijkend onderzoek voldoen, in overeenstemming met de artikelen 4 en 5 van bijlage III bij het Statuut en met het belang van de instelling om voor de deelneming aan de examens van het vergelijkend onderzoek uitsluitend over kandidaten te beschikken die aan die voorwaarden voldoen alsmede met het beginsel van behoorlijk bestuur.

(cf. punten 81‑83)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 26 oktober 2004, Falcone/Commissie, T‑207/02, punten 38‑40

3.      Wanneer de jury van een vergelijkend onderzoek kandidaten punten toekent voor hun publicaties en zij maximaal vier punten kan toekennen, kan er geen wiskundige samenhang bestaan tussen het aantal bladzijden en publicaties enerzijds en het aantal door de jury van het vergelijkend onderzoek toegekende aantal punten anderzijds.

(cf. punt 94)