Language of document :

Beroep ingesteld op 15 juni 2007 - Feral / Comité van de regio's

(Zaak F-59/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Pierre-Alexis Feral (Brussel, België) (vertegenwoordiger: M.-A. Lucas, advocaat)

Verwerende partij: Comité van de regio's van de Europese Unie (CDR)

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van de Directeur van de administratie en de secretaris-generaal van het CDR van 26 juli 2006 om de bedragen terug te vorderen die verzoeker zijn betaald als aanpassingscoëfficiënt op het deel van zijn bezoldiging dat van maart 2003 tot en met mei 2005 naar Frankrijk is overgemaakt;

nietigverklaring van het besluit van de Directeur van de administratie van het CDR van 4 december 2006 om dit bedrag op 3 600,16 EUR vast te stellen;

veroordeling van het CDR tot terugbetaling aan verzoeker van het bedrag van 3 600,16 EUR, vermeerderd met een vertragingsrente van 8 % per jaar vanaf de datum van de terugvordering tot aan de volledige betaling;

veroordeling van het CDR tot betaling aan verzoeker van het bedrag dat hem had moeten worden betaald als aanpassingscoëfficiënt op het deel van zijn bezoldiging dat vanaf juni 2005 naar Frankrijk had moeten worden overgemaakt, vermeerderd met een vertragingsrechte van 8 % per jaar vanaf de datum van de terugvordering tot aan de volledige betaling;

veroordeling van het CDR tot hervatting, vanaf de datum van het te wijzen arrest, van de overmaking van een deel van verzoekers bezoldiging naar Frankrijk, met de voor dat land geldende aanpassingscoëfficiënt;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het eerste middel is ontleend aan schending van artikel 85 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut"), van artikel 2, tweede alinea, laatste streepje, van de Regeling inzake de overmaking van een deel van de inkomsten van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "gemeenschappelijke regeling") en van de punten 2 en 4 van conclusie nr. 204/92 van de hoofden van de administratie van 3 december 1992. Het CDR had zich niet op het standpunt mogen stellen dat de overmaking van een deel van zijn inkomsten naar Frankrijk ingevolge artikel 17, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut niet verschuldigd was op grond van zijn bouwspaarrekening, aangezien het plafond van die rekening was afgeschaft door betalingen op een spaarrekening. Meer bepaald stelt hij dat de gemeenschappelijke regeling niet verlangt dat de overmakingen betalingsverplichtingen vormen en dat de afschaffing van dit plafond een vaste bankpraktijk vormt, die in overeenstemming is met de Franse regeling inzake bouwspaarrekeningen waarnaar de conclusie van de hoofden van de administratie verwees.

Het tweede middel is ontleend aan schending van artikel 85 van het Statuut, daar het CDR zich op het standpunt heeft gesteld dat de onregelmatigheid van de betrokken overmakingen zo duidelijk was dat verzoeker daarvan kennis had of, gelet op het feit dat hij jurist is, kennis had moeten hebben. Verzoeker voert hiertegen aan dat: i) gelet op de conclusie van de hoofden van de administratie, de door hem afgesloten bouwspaarrekening lijkt overeen te stemmen met het begrip bouwspaarrekening zoals dat in de gemeenschappelijke regeling wordt bedoeld; ii) de afschaffing van het plafond in overeenstemming met die regeling lijkt; iii) zijn dossier na controles in december 2003 en december 2004 volledig en regelmatig leek; iv) daar zijn toegang tot zijn personeelsdossier beperkt was, hij niet in staat was de nodige documenten te raadplegen om te controleren of de overmakingen regelmatig waren.

____________